brugklas phrases clés en woorden hoofdstuk 6

brugklas phrases clés en woorden hoofdstuk 6
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

brugklas phrases clés en woorden hoofdstuk 6

Slide 1 - Slide

Excusez-moi je cherche la gare=
A
Pardon , ik zoek de bushalte.
B
Pardon ik zoek het station.
C
Pardon, waar is het hotel?
D
Pardon, kunt u mij helpen?

Slide 2 - Quiz

C'est à gauche=
A
Het is rechts
B
Het is rechtdoor
C
Het is links
D
Het is dichtbij

Slide 3 - Quiz

Wat betekent: tu es ici

Slide 4 - Open question

C'est 5 minutes à pied=
A
Het is 5 minuten lopen
B
Het is 5 minuten met de auto.
C
Het is 5 minuten met de fiets.
D
Het is 5 minuten met de bus.

Slide 5 - Quiz

demander le chemin

Slide 6 - Mind map

transport

Slide 7 - Mind map

tout le monde=
A
alles
B
de wereld
C
niets
D
iedereen

Slide 8 - Quiz

la plage =
A
de zee
B
een eiland
C
het strand
D
de plant

Slide 9 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van le nord

Slide 10 - Open question

le vêtement =
A
de bakker
B
het kledingstuk
C
het vest
D
de reis

Slide 11 - Quiz

bon voyage =
A
de reis
B
het advies
C
met de auto
D
goede reis

Slide 12 - Quiz

Wat = Vous pouvez répéter?

Slide 13 - Open question

Tu habites où=
A
Waar woon ik?
B
Waar woont hij?
C
Ik woon in Dordrecht.
D
Waar woon jij?

Slide 14 - Quiz

wat is het tegenovergestelde van difficile?
A
à vélo
B
facile
C
presque
D
l'endroit

Slide 15 - Quiz

selon moi, l'arrêt de bus est tout droit=
A
Volgens mij is de bushalte naar rechts.
B
Volgens mij is de bushalte heel dichtbij.
C
Volgens mij is de bushalte rechtdoor.
D
volgens mij is de bushalte ver weg.

Slide 16 - Quiz