3M week 41 les één

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

What are we going to do today?
- Who is here?
- Reading
- Previous lesson
- Checking homework
- Grammar five: negative questions
- Homework time!
- Test
- End of lesson

Slide 2 - Slide

Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F

Slide 3 - Slide

timer
10:00

Slide 4 - Slide

What did we do in the previous lesson?

Slide 5 - Slide

Test!
Ik zal jullie even updaten over de leestoetsen.

- Heb ik ze al nagekeken?
- Zo ja, hoe zijn ze gemaakt?
- Kunnen we ze samen nakijken?

Slide 6 - Slide

Wat is het laatste grammaticaonderdeel dat we hebben behandeld? (dus vóór het oefenen van leestoetsen!).

Slide 7 - Slide

Grammar 5: negative questions
Wanneer gebruikte je deze ookalweer?

Slide 8 - Slide

Grammar 5: negative questions
Je gebruikt ontkennende vragen om:

- Te vragen om bevestiging
- Ergernis uit te drukken
- Ongeloof uit te drukken

Slide 9 - Slide

Grammar 5: negative questions
Welk woord in het Engels geeft een ontkenning aan?

Waar plaats je dit woord? (2 'regels')

Slide 10 - Slide

Grammar 5: negative questions
Wanneer er een vorm van to be, have got/has got, of een hulpwerkwoord in de zin staat, dan zet je deze vooraan in de zin gevolgd door NOT:

Aram has got a brother named Leon.
Hasn't Aram got a brother named Leon?

Slide 11 - Slide

Grammar 5: negative questions
In alle andere gevallen maak je een ontkennende vraag op deze manier:

Don't/doesn't/didn't + onderwerp + hele werkwoord

Didn't you visit the Grand Canyon?
Don't they have tickets for Disneyland?

Slide 12 - Slide

Grammar 5: negative questions
Wat moet je niet vergeten aan het einde van elke zin?

Slide 13 - Slide

VERGEET HET VRAAGTEKEN NIET ACHTER DE ZIN TE ZETTEN!
Dit scheelt punten op de toets!

Slide 14 - Slide

Wat moeten we dus nu nog?

Slide 15 - Slide

Grab your notebooks!

Slide 16 - Slide

Modals
Er zijn twee soorten modals:
Modals for permission (can, could, be allowed to)
Modals for obligation (must, have (got) to, should)

Wat drukken ze uit, denk je?

Slide 17 - Slide

Modals for permission
Can or can't
Iets mag (niet)
'You can't go to the party'
Can or could
Om te vragen of iets mag. Could is hierin beleefder dan can. Zie je 'please' aan het einde van een zin? Could gebruiken. 
'Could I borrow your pen, please?'

Slide 18 - Slide

Modals for permission


To be + allowed to + hele werkwoord
Iets mag (niet) volgens de regels of wetten. 
'You are allowed to use a calculator during the test'


Slide 19 - Slide

Modals for obligation
Should (not) + hele werkwoord
Jij vindt dat iets (niet) zou moeten
'We should invite Ariel to the wedding'

Must (not)
Iets moet niet. Must is krachtiger dan should. 
'He must wear  a suit to the interview'

Slide 20 - Slide

Modals for obligation
Has to / have to + hele werkwoord
Zekerheid, noodzaak of verplichting uitdrukken. OF iets moet van iemand anders.
'The soup has to be stirred continuously to prevent burning' (noodzaak)

LET OP! Als je has/have to in ontkennende zinnen gebruikt, verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'. Je geeft dan aan dat er GEEN verplichting is!!!!!
'I don't have to do the dishes'

Slide 21 - Slide

... I bring a friend to football practice?

Slide 22 - Open question

You .... eat less sweets

Slide 23 - Open question

They ..... leave early

Slide 24 - Open question

timer
1:00
Do the exercises 27 and 28
Done? Study the stones

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

End of lesson

- Do exercises 27 and 28
- Study al of the stones
- Bring the right books!

Slide 28 - Slide