Maandag 11 april 2022: spreken met eerst, toen en daarna

Workshop Spreken
Eerst, toen, daarna
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Workshop Spreken
Eerst, toen, daarna

Slide 1 - Slide

Doel
  • Ik begrijp de verbindingswoorden eerst, toen en daarna.
  • Ik weet de functie van deze verbindingswoorden.
  • Ik kan met deze woorden vertellen wat ik heb gedaan.  

Slide 2 - Slide

Begrijpen
Collega: Goedemorgen Mo, hoe was je weekend?
Mo: Druk, maar wel gezellig.
Collega: Wat heb je gedaan?
Mo: Eerst heb ik zaterdagochtend nog gewerkt. Toen ben ik snel naar huis gegaan. Broodje gegeten, andere kleren aangetrokken. Daarna zijn Bella, de kinderen en ik met de trein naar Den Haag gegaan.

Slide 3 - Slide

Begrijpen
Collega: Waarom ging je naar Den Haag?
Mo: Mijn broertje woont daar. Hij ging zaterdag trouwen. Het was een mooi en groot feest.
Collega: Gefeliciteerd!
Mo: Dank je wel. En jij, wat heb jij dit weekend gedaan?


Slide 4 - Slide

Begrijpen
Collega: Niet zoveel eigenlijk. Eerst heb ik zaterdag uitgeslapen. Toen heb ik een paar uur in de tuin gewerkt. Daarna zijn mijn vrouw en ik uit eten geweest.
Mo: Ah, lekker. Naar welk restaurant zijn jullie geweest?
Collega: Dat nieuwe Italiaanse restaurant in het centrum. Het was heerlijk!
Mo: Goed om te weten. Dan ga ik daar binnenkort ook eens eten.

Slide 5 - Slide

Welke functie hebben de verbindingswoorden eerst, toen, daarna?
A
tegenstelling
B
volgorde in tijd
C
opsomming
D
doel-middel

Slide 6 - Quiz

Wat gebeurt er bij eerst, toen, daarna met de woordvolgorde van de hoofdzin?

Eerst gaf ze mij een lekker kopje koffie.
A
werkwoord(en) achteraan
B
inversie

Slide 7 - Quiz

En wat gebeurt er in de woordvolgorde van de bijzin?
Ik ging naar school, toen ik mijn ontbijt had gegeten.
A
inversie
B
werkwoord(en) achteraan

Slide 8 - Quiz

Eerst, toen, daarna
  • Functie: volgorde in tijd
  • Woordvolgorde hoofdzin: inversie
  • Woordvolgorde bijzin: werkwoord(en) achteraan

Slide 9 - Slide

1. Oefenen
Oefen met een medecursist onderstaand gesprek (dialoog). Wissel van rol, als je klaar bent. 

  • Wat heeft Jamal gisteren gedaan?
  • Eerst heeft hij tot vijf uur gewerkt.
  • Toen heeft hij een salade gegeten.
  • Daarna heeft hij een half uur gesport.

timer
1:00

Slide 10 - Slide

2. Oefenen
Oefen met een medecursist onderstaand gesprek (dialoog). Wissel van rol, als je klaar bent. 

  • Wat hebben jullie zaterdag gedaan?
  • Eerst zijn we op visite geweest.
  • Toen zijn we naar huis gegaan.
  • Daarna zijn we naar bed gegaan.
timer
1:00

Slide 11 - Slide

3. Oefenen
Oefen met een medecursist onderstaand gesprek (dialoog). Wissel van rol, als je klaar bent. 

  • Wat heb jij zondag gedaan?
  • Eerst heb ik tot tien uur in mijn bed gelegen.
  • Toen heb ik met mijn dochter een broodje gegeten.
  • Daarna heb ik een half uur heel hard gesport.
timer
1:00

Slide 12 - Slide

4. Oefenen
Oefen met een medecursist onderstaand gesprek (dialoog). Wissel van rol, als je klaar bent. 

  • Wat heeft de docent in de vakantie gedaan?
  • Eerst heeft zij de toetsen heel goed nagekeken.
  • Toen is zij een dagje naar Texel geweest.
  • Daarna heeft zij een paar dagen lekker niets gedaan.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

5. Oefenen
Werk in viertallen.
Maak een goede zin.

  • Cursist A stelt de vraag: Wat heb je gisteren gedaan?
  • Cursist B antwoordt met Eerst…
  • Cursist C antwoordt met Toen…
  • Cursist D antwoordt met Daarna…
Klaar? Wissel van rol.


timer
10:00

Slide 14 - Slide

Voorbeeld

  • Cursist A: Wat heb je gisteren gedaan?
  • Cursist B: Eerst ben ik naar school geweest.
  • Cursist C: Toen heb ik tot zes uur gewerkt.
  • Cursist D: Daarna ben ik een uurtje op visite geweest.

Nu jullie…


Slide 15 - Slide

6. Samen spreken
Denk na over de vraag: Wat heb je gisteravond gedaan?
Geef één voor één antwoord op de vraag.
Let op: je herhaalt ook de antwoorden van de anderen. Als je het niet meer weet, ben je af.

timer
15:00

Slide 16 - Slide

Voorbeeld
  • Cursist A: Eerst heb ik een uurtje geslapen.
  • Cursist B: Eerst heb ik een uurtje geslapen. Toen heb ik gegeten.
  • Cursist C: Eerst heb ik een uurtje geslapen. Toen heb ik gegeten. Daarna heb ik een stukje in het park gelopen.
  • Cursist D: Eerst heb ik een uurtje geslapen. Toen heb ik gegeten. Daarna heb ik een stukje in het park gelopen. Toen heb ik televisie gekeken. 

En zo verder...

Slide 17 - Slide

Hoe ging het spreken vandaag? Wat ging goed? Wat ga je meer oefenen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll