formuleren 3

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

opdracht 4

blz 234

persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord

geef per zin aan welk woord je moet invullen

zin 1

zin 2

zin 3

zin 4

zin 5

zin 6

opdracht 5

blz 235

deze, die, wie, dit, dat of wat

zin 1

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 2

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 3

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 4

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 5

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 6, 1e woord

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

zin 6, 2e woord

1. die
2. dit
3. dat
4. wat

opdracht 6

blz 235

waar, waar + voorzetsel, wie of voorzetsel + wie

zin 1

zin 2

zin 3

zin 4

zin 5

zin 6

opdracht 7

blz 235

1. welk woord is fout?

2. welk woord is fout?

3. welk woord is fout?

4. welk woord is fout?

5. welk woord is fout?

6. welk woord is fout?

Opdracht 8

blz 236

1. wie is hij?

1 fout 2.2: hij verwijst onduidelijk: naar Peter of naar zijn bejaarde vader

Peter besloot vandaag niet bij zijn bejaarde vader op bezoek te gaan, omdat hij/die behoorlijk ziek was.

Of:

Omdat Peter behoorlijk ziek was, besloot hij vandaag niet bij zijn bejaarde vader op bezoek te gaan.

2. welk woord is hier fout?

2 fout 2.1 onjuist verwijswoord

Het installatiewerk wordt gedaan door ervaren monteurs waarover/over wie nog nooit iemand een klacht heeft ingediend

3. Wat is er fout in deze zin?

Chileense wijnen behoren tot de beste van de wereld en daar/in Chili wordt dan ook enorm veel wijn geproduceerd

4. Hoeveel fouten staan er in deze zin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

4 fout 2.2: ze verwijst onduidelijk: naar Judith of naar Roxy; dat verwijst naar donker haar, maar die woordgroep staat niet in de zin.

Judith zei tegen Roxy dat ze haar blonde haren voor de sollicitatie donker moest laten verven, omdat dat haar beter stond.

Judith zei tegen Roxy: ‘Je moet je blonde haren voor de sollicitatie donker laten verven, omdat donker haar je beter staat.’

Of:

Judith zei tegen Roxy: ‘Ik moet mijn blonde haren voor de sollicitatie donker laten verven, omdat donker haar mij beter staat.’

5. Hoeveel fouten staan er in deze zin?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

6. Welk woord is fout in deze zin?

6 fout 2.1: onjuist verwijswoord

Irene vindt dit boek absoluut niet interessant en daarom wil ze hem/het niet op haar boekenlijst zetten.

7. Welk woord is fout in deze zin?

fout 2.1: onjuist verwijswoord

Waarschijnlijk is Diplomacy het interessantste bordspel wat/dat ik ooit heb gespeeld.

8. Naar wie verwijst ze?

fout 2.2: ze verwijst onduidelijk: naar Huisartsen of naar patiënten

Huisartsen moeten patiënten er steeds weer op wijzen dat roken zeer schadelijk is voor de gezondheid, maar ze/die laatsten/de rokers laten zich daardoor niet ontmoedigen.

Of:

Huisartsen moeten patiënten er steeds weer op wijzen dat roken zeer schadelijk is voor de gezondheid, maar ze/de doktoren laten zich daardoor niet ontmoedigen.

Incongruentie

congruentie: persoonsvorm komt in getal en persoon overeen met het onderwerp

incongruentie: - een meervoudig onderwerp krijgt een enkelvoudige persoonsvorm

- een enkelvoudig onderwerp krijgt een meervoudig onderwerp

- een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.

https:

Dat/als-constructie

Na 'dat' komt nooit een vorm van als!

De bijzin die met als/wanneer begint, zet je achteraan.

https:

Huiswerk voor donderdag 11/2

maken opdracht 1, blz 238

maken opdracht 1, blz 239