Cursus 1 Basis §5 & §6

Cursus 1 Basis §5 
§5 Signaalwoorden en functiewoorden
§6 Publiek


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Cursus 1 Basis §5 
§5 Signaalwoorden en functiewoorden
§6 Publiek


Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Cursus 1 Basis §5
- theorie signaalwoorden
- oefenen
-theorie functiewoorden
-oefenen

Slide 2 - Slide

Signaalwoorden
Verbanden in een tekst leveren structuur op in een tekst. De verbanden zijn meestal te herkennen aan signaalwoorden.

Ken je de verbanden en de bijbehorende signaalwoorden nog?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Functiewoorden
Andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen (zoals oplossing, verklaring, argument, voordeel, stelling). 
Deze functiewoorden geven de functie van een tekstdeel aan. Sommige ervan duiden, niet geheel toevallig, ook een tekststructuur aan. Door functiewoorden kun je soms ook het tekstdoel herkennen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?

Slide 8 - Open question

Voetballen is gevaarlijk, want je kan gewond raken door de bal tegen je hoofd.
--> De kans dat dat gebeurt is echter ontzettend klein.
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 9 - Quiz

Katten zijn veel leuker dan honden omdat ze lekker spinnend op je schoot gaan liggen.
--> Mijn kat bijt me elke keer als ik haar wil aaien en mijn hond doet dat nooit
A
tegenargument
B
weerlegging

Slide 10 - Quiz

Welk verband hoort bij de volgende signaalwoorden?

zoals, net..als, evenals, beter dan...
A
opsommend verband
B
toelichtend verband
C
voorwaardelijk verband
D
vergelijkend verband

Slide 11 - Quiz

Welk verband hoort bij de volgende signaalwoorden?

ook al, weliswaar, hoewel, ofschoon
A
samenvattend verband
B
voorwaardelijk verband
C
toegevend verband
D
chronologisch verband

Slide 12 - Quiz

Aan de slag (1) 
Noteer de signalen uit de tekst en zet erachter welk verband ze aangeven

Slide 13 - Slide

Antwoorden
door te doel-   middel
en (4x) -  opsommend
maar (2x)  -  tegenstellend
ten eerste -  opsommend
omdat  -   redengevend (argument)
immers  -  redengevend (argument)
daarbij komt  -  opsommend
:  toelichtend

Slide 14 - Slide

Aan de slag (2)
Kijk en luister naar het fragment. Noteer tenminste 5 verschillende signaalwoorden die gebruikt worden en zet erachter welk verband ze aangeven.
https://www.youtube.com/watch?v=KcaUHKhBzCM


This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 15 - Slide

Antwoorden
en (5x) - opsommend
ook (3x) - opsommend
zo - toelichtend
nadat - chronologisch
vervolgens - chronologisch
als ... dan - voorwaardelijk
eerst - chronologisch
door te (2x) - doel-middel
nu - chronologisch

Slide 16 - Slide

Wat gaan we doen?
- Cursus 1 Basis §6 theorie publiek
- Oefenen

Slide 17 - Slide

Voor welk publiek?
Dat kan je zien aan:
- het onderwerp
- de bron (publicatieplaats
- het taalgebruik (zinslengte, woordkeuze, toon)
-  de lay-out (lettertype(n), kleurgebruik, illustraties enz.).

Slide 18 - Slide

Zelf schrijven
Als je zelf schrijft of spreekt, moet je van tevoren een paar zaken bedenken:
 • Wat weet het publiek al over het onderwerp en wat nog niet?
• Wat is het niveau van het publiek?
• Welke toon is het meest geschikt? serieus? luchtig? gebruik je 'u' of 'je'?

Slide 19 - Slide

Opdracht
1. Lees de tekst op de volgende slide
2. Geef aan voor welk publiek  deze bedoeld is 
3. Waaraan kan je dit zien? En leg uit.
Gebruik theorie uit voorgaande slides

Schrijf de antwoorden in je schrift

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Opdracht
1. Lees tekst 2 en 3 op blz 29 
2. Geef aan voor welk publiek  deze bedoeld is 
3. Waaraan kan je dit zien? En leg uit.
Gebruik theorie uit voorgaande slides

Schrijf de antwoorden in je schrift

Slide 22 - Slide

Antwoorden tekst 2
Tekst 2 is bedoeld voor (hoogopgeleide) volwassenen die van klassieke muziek houden. Het is te zien aan:
- het onderwerp
- de bron: NRC Handelsblad
- het taalgebruik:
- zinslengte: De zinnen zijn gemiddeld achttien woorden lang.
- woordkeus: Alsof de diepere transcendente lagen van diens symfonieën zich pas echt laten doorvorsen na een paar maanden van tussentijdse reflectie. (al. 1)

Slide 23 - Slide

Antwoorden tekst 3
Tekst 3 is bedoeld voor ouders die met jonge kinderen op reis willen.
Het is te zien aan:
- het onderwerp
- de bron: verrereizenmetkinderen.nl
- het taalgebruik:
- woordkeus: vriendjes maken, reuzeleuk
- toon: Je kunt veel reprimandes voorkomen als je even kamer, huis of camping, zwembad en restaurant doorloopt met de kinderen en duidelijk maakt wat wel en niet mag. (al. 3)

Slide 24 - Slide

Opdracht 3
Maak de opdracht op blz 30/31
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Noteer je antwoord op tekst 4 hier

Slide 26 - Open question

Noteer je antwoord op tekst 5 hier

Slide 27 - Open question

Huiswerk
Maak opdr 4
Je mag deze opdracht in je boek maken. 
1. streep de woorden, zinnen en uitdrukkingen aan die te moeilijk zijn (arceren is duidelijker).
2. herschrijf deze (mag met pijltjes en verbeteringen erboven schrijven)
Maak er vervolgens een foto van, zodat je deze de volgende les kan inleveren in Lessonup.

Slide 28 - Slide