Deel 1 How to improve your reading skills

Monday
22 January 2024
1 / 48
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Monday
22 January 2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

In deze LessonUp
  • Leesstrategieën
skimmen, scannen, intensief lezen
  • Vraagtypes
  • Tekstdoelen
  • amuseren, overtuigen, informeren, activeren
  • Woordstrategieën


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

How to improve
your reading skills?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Before reading a text you can:
  • ....
  • ....
  • ....
  • ....
  • .... 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Before reading a text you can:
 Preview a text: 
  • Subject
  • Pictures
  • Authors
  • Main title
  • Subheadings


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welke leesstrategieën
ken je nog?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Oriënterend lezen
Je begint altijd orienterend
  • Bedoeld om een eerste indruk te krijgen
  • Lay-out: chat, krantenartikel, menu, boodschappenlijst etc.
  • Eerste indruk: titel, tussenkopjes, plaatjes
  • Verwachtingen: waar gaat het over, wat weet je al?

Dit doe je altijd van te voren

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? =
 Hoe je een tekst leest.

  • Skimmen
  • Scannen
  • Intensief lezen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

 Leesstrategieën
Skimmenvlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten

Scannen: bekijken en vinden, als een woordzoeker

Intensief: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leesstrategieën
How do you know which one to use? 
 
  • Lees eerst de vraag;
  • Bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt;
  • Waar in de tekst je het kunt vinden. 


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Which strategy do you use when you...?
Look for an address on a map?
Need to know when your bus departs?
Need quick information from a news article?
Need to know the main idea of a text.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3: 
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Skimmen
Skimmen
Intensief
Scannen
Intensief

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Reading...

Je gebruikt een markeerstift om het antwoord aan te geven.

Text 1 t/m 4

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Skimmen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Skimmen (globaal lezen)
  • Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  • Maak je niet druk om moeilijke woorden.
  • Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
  • Kijk naar opvallende stukjes 
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. 
  • Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Scannen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Scannen (zoekend lezen)
Scannen: zoeken naar bepaalde informatie, 
bijvoorbeeld in welk jaar iets gebeurde of hoeveel iets kost. 
De rest van de tekst hoef je dan niet te lezen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

1. How much discount do you get off printers?
A
80%
B
50%
C
25%
D
30%

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

2. The sale begins on....
A
16 May
B
25 April
C
17 May
D
24 April

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

3. There is a big ........ sale.
A
Shop
B
Warehouse
C
Storage

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Intensief lezen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Intensief lezen

Intensief lezen: de hele tekst regel voor regel doorlezen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 26 - Video

This item has no instructions

Welke tekstdoelen zijn er?
timer
1:00

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Tekstdoelen
Ask yourself: Waarom schrijven ze dit eigenlijk?

Je spreekt van amuseren als een tekst de lezers wil vermaken.
Als een tekst de lezers iets wil vertellen, spreek je van een informatieve tekst of van informeren.
Een tekst heeft als doel overtuigen als de schrijver wil dat de lezer de mening van de schrijver overneemt.
Als het doel overhalen is, probeert de schrijver de lezers wel of niet iets te laten doen. Het doel is de lezers te activeren.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Tekstdoelen
Ask yourself: Waarom schrijven ze dit eigenlijk?
- Informeren zoals bij gebruiksaanwijzing, instructie
studieboek, folder, recept
nieuwsbericht, geboortekaartje
- Amuseren  zoals bij roman, strip, kort verhaal
mop, column
-Activeren (overhalen) zoals bij reclamefolder, advertentie
uitnodiging, affiche
- Overtuigen zoals bij ingezonden brief, sommige columns

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Woordstrategieën

  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden (in context)

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijvoorbeeld uit een andere taal. 
  3. Hak het woord in stukjes? Komt een deel van het woord je bekend voor?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Woordenboek tips

  1. Zoek het basiswoord. (slow ipv slowly, extend ipv extended)
  2. Let op: Er staan vaak meerdere betekenissen.
    Kijk dan goed naar het onderwerp van de tekst.
  3. Straks in de bovenbouw zal je vaker met een woordenboek gaan oefenen, maar zeker nu ook doen! Oefen met het woordenboek! Het klinkt kinderachtig, maar zorg ervoor dat het alfabet goed in je hoofd zit, zodat je de woorden snel kunt opzoeken. 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Video

This item has no instructions

Kind of questions
- Multiple choice question
- Open question
- Gap question
- Statement question (true/false, juist/onjuist)

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Meerkeuzevragen
  1. Kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver etc.
  2. Wat weet je al van het onderwerp?
  3. Bekijk de vragen die bij de tekst horen.
  4. Skim and scan de tekst.
  5. Probeer lastige woorden te begrijpen via de context.
  6. Lees de vraag en de bijbehorende alinea.



Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Meerkeuzevragen
  1. Let op de eerste en laatste zin van de alinea. ( vaak de hoofdgedachte). 
  2. Let op signaalwoorden, zoals but, however, and etc. 
  3. Wat is je eigen antwoord? 
  4. Kies het antwoord wat het dichtste bij je eigen antwoord ligt. 
  5. Onderstreep het gedeelte dat overeenkomt met jouw gekozen antwoord. 
  6. Komt  het onderstreepte tekstgedeelte overeen met je antwoord? 
    7. Als je het antwoord niet weet. Streep foute antwoorden weg.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

0

Slide 38 - Video

This item has no instructions

What question type do you find
the most difficult?

Slide 39 - Mind map

This item has no instructions

Multiple choice
Step-by-step
1. Read the question. Not the answers! Any useful information? 
2. In the example you can see that you have to look at paragraph 1. Read paragraph 1, nothing more! Mark signal words.
3. Try to answer the question for yourself,
4, Now read the answers. 
5. Which ones are nonsense?  Cross them out.
6. Choose your answer.



Slide 40 - Slide

This item has no instructions

How does the writer introduce the phenomenon ''Slow TV'' in paragraph 1? By describing what it is and...
A
explaining why so many people like it.
B
Giving examples that prove its popularity.
C
Persuading readers to also watch it.
D
Stressing that it is an innovative programme.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Explanation
1. Signal words: The first instance, its sequel,since then, and. 

2. A vraagt om een explanation (reden / oorzaak ) maar er staat nergens because, as, for etc. A valt dus af.

3. C gaat over persuading (overtuigen). Er staat nergens aan overtuiging. C valt af.

4. D gaat over een innovative programme. Ook dat is niet te vinden in de tekst. D valt at

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

How did Alexander Beck become a model?
A scout approached him
A
A after having watched Alexander working in a restaurant.
B
after he had seen Alexander walking in the streets.
C
when Alexander paraded around in fashion hotspots.
D
when he had seen snapshots Alexander had sent to an agency.

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Explanation
1. Signaal woord: When 
2. Answer A involves a restaurant. Restaurant is not mentioned.
3. Answer C involves fashion hotspots. Fashion hospots aren't mentioned.
4. Answer D mentions snapshots. Snapshots haven't been mentioned. 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Adviezen

  1. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws. Kijk bijvoorbeeld elke dag newsround. 
  2. Lees Engelse boeken, artikelen.
  3. Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Bestudeer woordenlijsten. GOOGLE! Ook woordenlijsten van signaalwoorden!




Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Signal words:
 
  • Reden / Oorzaak    (As-because-for-since)
  • Tegenstelling        (although – besides – but – however- still - yet)
  • Doel            (in order to – so that – to)
  • Voorwaarde        (if (only) – provided – unless)
  • Tijd            (after–as–before–meanwhile–once –since,)
  • Gevolg            (after all-as a result-consequently-)
  • Uitbreiding        (and–besides-too-also-even-in addition,)
  • Vergelijking     (as well as-for example-likewise-similarly,)


Slide 46 - Slide

Signaal woorden uit je hoofd leren en hun betekenis en doel = beter tekstbegrip.
(zie tekst 6 pagina 9 vraag 10 en 14)
Handige sites om te oefenen!
- readtheory.org
- examenblad.nl niveau BB/KB in de 2e klas werkend naar GL/TL
- https://learnenglishteens.britishcouncil.org/skills/reading 
Je kunt op deze site ook aan de andere vaardigheden werken
- https://www.bbc.co.uk/newsround

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

good luck in the testweek!

Slide 48 - Slide

This item has no instructions