Kennnisquiz grammatica les 4 en 5

Kennisquiz grammatica les 4 en 5
1 / 34
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kennisquiz grammatica les 4 en 5

Slide 1 - Slide

Les 4A
3e persoon enkelvoud
De 3e persoon enkelvoud (singularis) van het werkwoord gaat uit -ει of -εῖ

De 3e persoon enkelvoud van het werkwoord 'zijn' is ἐστι(ν)

Slide 2 - Slide

Les 4A
Onuitgedrukt onderwerp
Wanneer het onderwerp al eerder genoemd is, wordt het onderwerp niet meer herhaald. Bij de werkwoordsvorm moet je dan nog zelf 'hij/zij/het' toevoegen.

Slide 3 - Slide

Welke persoonsvorm in onderstaande zinnen heeft een onuitgedrukt onderwerp?
Griekse zin
ʽΟ ‘Ηρακλῆς τὴν δεινὴν ὕδραν ζητεῖ. Ἀλλ᾽ οὐχ εὑρίσκει.
A
ζητεῖ
B
εὑρίσκει

Slide 4 - Quiz

mnl.
vwl.
onz.
nom.
δεινός
νέος, μακρός
δεινή
νέα, μακρά
δεινόν
μακρόν
acc.
δεινόν
νέον, μακρόν
δεινήν
νέαν, μακράν
δεινόν
μακρόν
Les 4B
Congruentie
Een bijvoeglijk naamwoord past zich in naamval en geslacht aan bij het zelfstandig naamwoord waarmee het verbonden is
Belangrijk

Slide 5 - Slide

mnl.
vwl.
onz.
mnl
vwl.
onz.
nom.
μέγας
μεγάλη
μέγα
πολύς
πολλή
πολύ
acc.
μέγαν
μεγάλην
μέγα
πολύν
πολλήν
πολύ
Les 4C
Belangrijk

Slide 6 - Slide

Wat is het getal en naamval van?
τὸν θεόν
A
nom ev
B
acc ev

Slide 7 - Quiz

Wat is het getal en naamval van?
ὁ βοηθός
A
nom ev
B
acc ev

Slide 8 - Quiz

Wat is het getal en naamval van?
τὴν κεφαλήν
A
nom ev
B
acc ev

Slide 9 - Quiz

Wat is het geslacht van?
ἡ βασίλεια
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 10 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord congrueert met
τὴν χώραν

A
δεινός
B
δεινόν
C
δεινή
D
δεινήν

Slide 11 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord congrueert met
ὁ δοῦλος

A
δεινήν
B
δεινός
C
δεινόν
D
δεινή

Slide 12 - Quiz

Wat is het geslacht van?
δῶρον
Lidwoord
τό
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 13 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord congrueert met
τὸν φόβον

A
μακρόν
B
μακράν
C
μακρός
D
μακρά

Slide 14 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord congrueert met
τὴν κεφαλήν

A
μακρόν
B
μακράν
C
δεινήν
D
μακρά

Slide 15 - Quiz

Les 5A
λύω
ποιέω
1e ev
λύω
ik maak los
ποιω
ik doe, maak
2e ev
λύεις
jij maakt los
ποιεις
jij doet, maakt
3e ev
λύει
hij maakt los
ποιει
hij doet, maakt
inf.
λύειν
loa (te) maken
ποιειν
(te) doen, (te) maken
Belangrijk

Slide 16 - Slide

Vertaal de volgende persoonsvorm:
εὑρίσκεις
A
ik vind
B
hij/zij/het vindt
C
jij vind
D
(te) vinden

Slide 17 - Quiz

Vertaal de volgende persoonsvorm:
κρύπτω
A
jij verbergt
B
ik verberg
C
(te) verbergen
D
(te) verbergen

Slide 18 - Quiz

Vertaal de volgende persoonsvorm:
θαυμάζεις
A
(te) bewonderen
B
hij/zij/het bewondert
C
ik bewonder
D
jij bewondert

Slide 19 - Quiz

Vertaal de volgende werkwoordsvorm:
πέμπειν
A
(te) sturen
B
ik stuur
C
jij stuurt
D
hij/zij/het stuurt

Slide 20 - Quiz

Vertaal de volgende persoonsvorm:
λέγω
A
hij/zij/het zegt
B
jij zegt
C
ik zeg
D
(te) zeggen

Slide 21 - Quiz

Vertaal de volgende persoonsvorm:
παρέχει
A
hij/zij/het verschaft
B
(te) verschaffen
C
jij verschaft
D
ik verschaf

Slide 22 - Quiz

Les 5B
Voorzetsels
Een voorzetsel in het Grieks (in, op, naar, etc.) gaat soms met de accusativus. Dan staat er + acc. achter. In dit geval is de accusativus geen lijdend voorwerp.

Slide 23 - Slide

Wat is de vertaling van
εἰς + acc.?
A
naar(toe), tot
B
op … af, naar
C
naar, naar binnen, tot

Slide 24 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Griekse zin
Ἡ Βασιλεία ἐπὶ τὴν δεινὴν μάχην τὸν ξένον αὐτίκα πέμπει.
A
Ἡ Βασιλεία
B
τὴν δεινὴν μάχην
C
τὸν ξένον

Slide 25 - Quiz

Welke accusativus is een gevolg van een voorzetsel?
Griekse zin
Ἡ Βασιλεία ἐπὶ τὴν δεινὴν μάχην τὸν ξένον αὐτίκα πέμπει.
A
Ἡ Βασιλεία
B
τὴν δεινὴν μάχην
C
τὸν ξένον

Slide 26 - Quiz

Les 5B
Bijwoorden
Bijwoorden maken duidelijk waar, wanneer en hoe iets gebeurt of het geval is

Slide 27 - Slide

Wat is de vertaling van
ἐνταῦθα
A
daar
B
meteen, onmiddellijk
C
zo, op die manier
D
hier(heen)

Slide 28 - Quiz

Wat is de vertaling van
αὐτίκα
A
zo, op die manier
B
hier(heen)
C
daar
D
meteen, onmiddellijk

Slide 29 - Quiz

Wat is de vertaling van
ἐνθάδε
A
meteen, onmiddellijk
B
hier(heen)
C
daar
D
zo, op die manier

Slide 30 - Quiz

Les 5B
Partikels
Partikels zijn kleine woordjes die een verband tussen twee zinnen of zinsdelen leggen. Ze woorden ook wel "tekststructuererende woorden" genoemd
Partikels
δέ blijft onvertaald, behalve na een komma -> en, maar
μέν blijft onvertaald
δή geeft nadruk -> dan, dus
οὗν als een verhaal verdergaat -> dan, nu in een conclusie -> dus

Slide 31 - Slide

Les 5C
Persoonlijk voornaamwoord
Bij het Griekse werkwoord kun je aan de uitgang zien welke persoon bedoeld is. Soms wordt dit echter toch nog toegevoegd, maar dan geef het extra nadruk op de persoon.


Slide 32 - Slide

Les 5C
Woordvolgorde
In het Nederlands maakt de plaats van een zelfstandig naamwoord duidelijk wat de functie van het woord is, in het Grieks maakt de naamval de functie duidelijk. Daardoor hebben de woorden niet zo'n vast plaats als in het Nederlands.


Slide 33 - Slide

Les 5C
Woordvolgorde

Ὁ ἄνθρωπος μίαν κεφαλὴν ἔχει Een mens heeft een hoofd.

Μίαν κεφαλὴν ὁ ἄνθρωπος ἔχει Een mens heeft een hoofd.


Slide 34 - Slide