Egypte les 3: Mummies

Mummies
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Geschiedenis, taalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Mummies

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van de les
  • Waarom mummies werden gemaakt
  • Wie er mummies werden
  • In welke tijd de mummies werden gemaakt
  • Ken ik de begrippen: Mummie, Sarcofaag, Dodenmasker

Slide 2 - Slide

Waarom waren er mummies?

Slide 3 - Slide

Wie werden mummies?
  • Farao's
  • Belangrijke, rijke mensen
  • Katten en andere dieren

Slide 5 - Slide

Een bijzondere doodskist...
  • Goud
  • Dodenmasker
  • Sarcofaag
  • Schrijnen ter bewaking

  • Alles wat je nodig had in het hiernamaals 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

3000 v.Chr
Tijd van oud Egypte

Slide 8 - Slide

Het dodenmasker
  • Gezicht voor het hiernamaals
  • Baard
  • Goud
  • Jonge zelf

Slide 9 - Slide

Aan het eind van de les
  • Waarom mummies werden gemaakt
  • Wie er mummies werden 
  • In welke tijd de mummies werden gemaakt
  • Ken ik de begrippen: Mummie en Dodenmasker

Slide 10 - Slide

Waarom werden er mummies gemaakt?
A
Ze wilde dat de mensen goed bewaard bleven zodat ze naar het hiernamaals konden gaan .
B
Ze wilde de belangrijke mensen bewaren zodat ze later terug gevonden konden worden

Slide 11 - Quiz

Wat is een sacrofaag
A
Een masker wat de mummie op kreeg
B
Een stenen kist waar de mummie in lag
C
Een beeld van een kat

Slide 12 - Quiz

Wat is een dodenmasker
A
Een masker wat de mummie opkreeg zodat hij in het hiernamaals kon ademen, eten en kijken
B
Een kist waar de mummie in lag
C
Een masker wat de mummie op deed zodat hij beter kon zien in het donker

Slide 13 - Quiz

Wanneer werden er mummies gemaakt
A
100 jaar geleden
B
3000 v.Chr
C
2022
D
2000 jaar geleden

Slide 14 - Quiz

Wie werden er mummies?
A
Arme mensen
B
Als je ouder was dan 100
C
Farao's en rijke mensen
D
Belangrijke mensen en katten

Slide 15 - Quiz

Taal

Tekst schrijven waar de volgende leestekens 3 keer of meer in voorkomen.
" , . ? !

Slide 16 - Slide

Herhaling 
Wanneer gebruik je de leestekens?

Slide 17 - Slide

Wanneer gebruik je de .
A
Aan het begin van de zin
B
Aan het einde van de zin
C
Na een voegwoord
D
Bij een opsomming

Slide 18 - Quiz

In welke zin word de komma goed gebruikt?
A
Ik heb vandaag, lepels en vorken en messen bij me.
B
Ik heb vandaag lepels, vorken en messen bij me.
C
Ik heb, vandaag lepels en vorken en messen bij me.
D
Ik heb vandaag lepels en vorken en messen, bij me.

Slide 19 - Quiz

In welke zin staan de '' goed?
A
"Jan zei:" Vandaag is het echt super lekker weer!
B
Jan "zei: Vandaag is het echt super lekker" weer!
C
Jan zei: "Vandaag is het echt super lekker weer!"
D
Jan zei: "Vandaag is het echt super lekker weer"!

Slide 20 - Quiz

Wanneer gebruik je het ?
A
Bij een boze zin
B
Als je iets langzaam wilt vertellen
C
Bij een harde zin
D
Bij een vraagzin

Slide 21 - Quiz

In welke zin staat het ! goed?
A
Mag ik een glaasje melk!
B
"Ik heb een glas met melk!" zei hij zachtjes.
C
Ik wil nu een glas met melk!

Slide 22 - Quiz

Wat is de bedoeling
Tekst schrijven en gebruik drie keer . , ! ? en "
Mummies (dummie de mummie)
Half A4
Arial 12
Rond 200 woorden

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide