Theme 3 - Idioom trainer

Good morning A3A!
Good morning!

Go to today's LessonUp lesson
Grab your homework
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Good morning A3A!
Good morning!

Go to today's LessonUp lesson
Grab your homework

Slide 1 - Slide

Today's lesson

  • Announcement: Weektaak
  • Optional grammar recap
  • Reading practice

Slide 2 - Slide

Which definition is correct?
1
2

Slide 3 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 4 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 5 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 6 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 7 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 8 - Poll

Which definition is correct?
1
2

Slide 9 - Poll

Slide 10 - Link

Task
Where? https://readtheory.org/app/sign-up/create-account/student
Sign-up. Use the following Class Code: NGW57QVE
What? Do the test assigned to you
How? Individually
Help? You cannot ask for help. Do NOT Google anything, the program is measuring your current level. 
Time? 20 minutes
Finished? Continue doing reading exercises
                      Study all vocab, all grammar and stones 7, 8 & 9

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Defining relative clauses
Defining relative clauses:  onmisbare informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Je gebruikt geen komma's!




He is the doctor who helped my grandmother.


This is the car which was involved in an accident.

Slide 14 - Slide

Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses:  onbelangrijke informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Begint en eindigt met een komma
  • Je mag GEEN that gebruiken





The Times, which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 15 - Slide

Relative pronouns weglaten
Je kan de betrekkelijke voornaamwoorden (who, which, that) weglaten als de zin voldoet aan de volgende eisen:
1. Het is een defining relative clauses
2. Het gaat om who, which of that
3. Er staat een voornaamwoord achter.
        Persoonlijk voornaamwoord
        Bezittelijk voornaamwoord
        Wederkerend voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Who / which
Who en which staan soms met een voorzetsel. Die kan vooraan (formeel) of achteraan (informeel de bijzin staan)

VB. The owner, who the police had talked to, was afraid.
. The owner, to whom the police had talked, was afraid.

Which veranderd dan niet, maar who kan veranderen in whom

Slide 17 - Slide

en whose dan?
Whose geeft bezit aan. 
Je vertaalt het met van wie, wiens of waarvan.

VB. Marvin, whose bike was stolen, had to walk home.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Exit-ticket
1. Welk onderdeel van theme 3 zou je graag nog een keer willen behandelen/oefenen?
2. Wat zou je nog meer graag willen leren op het gebied van Engels?

Slide 25 - Open question

End of the lesson

Remember!
Study all vocabulary, all grammar, and Stones 7, 8 & 9



Slide 26 - Slide