Uitleg module 3: Betekenistoekenning

Uitleg module 3: betekenistoekenning 

LET OP: even goed kijken naar de quizjes (nog niet goed) 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Uitleg module 3: betekenistoekenning 

LET OP: even goed kijken naar de quizjes (nog niet goed) 

Slide 1 - Slide

Lesdoel 1: na deze les herken ik: 
- metaforen
- metonymia 
- personificatie
- synesthesie
- symboliek 

Lesdoel 2: 
na deze les herken ik een aantal begrippen die te maken hebben met betekenistoekenning 

Slide 2 - Slide

Planning 
- Beeldspraak en stijlfiguren herhalen
- Theorie betekenistoekenning 
- Quizlet module 3 
- Vraag 2 en 5 (module 3) bespreken 
- Maken: 

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

... Maar de premier kwam met zo'n snoeischaar ...
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 5 - Quiz

0

Slide 6 - Video

... En ondertussen dan nog die hete aardappel van een referendum voor zich uitschuiven...
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 7 - Quiz

0

Slide 8 - Video

... de man die het aan zijn xenofobische laars lapt....
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 9 - Quiz

0

Slide 10 - Video

Laten we geen wolk van pessimisme over Nederland trekken.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 11 - Quiz

0

Slide 12 - Video

Dan, metaforen, dans!
A
vergelijking
B
metafoor
C
metonymia
D
personificatie

Slide 13 - Quiz

vergelijking
metafoor
personificatie
synesthesie
metonymia
8. Het menu biedt een kleurig palet aan smaken
7. Pfff, dat schaap liet zich weer beetnemen
6. Die kale speelt goed vandaag
5. De nachten zijn daar bitter koud
4. In de zaal hangt een prachtige Rembrandt
3. De vijand kwam als een dief in de nacht
2. In dat huis heeft de armoede haar intrek genomen
1. Soms lacht de toekomst je toe

Slide 14 - Drag question

A: Twee, zes, twintig, honderd mensen kwamen naar het feest toe. 
B: Ik heb voor goed geld slechte spullen gekocht.
C: Weinig alcohol kan te veel zijn.
D: 's lands grootste kruidenier, gaat op de kleintjes letten.
E: Denk je dat ik dit nu nog een keertje ga uitleggen?
F: Hij werd kwaad, woedend, nee witheet toen hij dat zag!
G: Hij won de marathon van Utrecht,  Londen, New York en die van Amersfoort.



antithese
paradox
climax
enumeratie
anticlimax
retorische vraag
A
B
C
D
E
F
G

Slide 15 - Drag question

2.4 Betekenistoekenning 
Betekenis ontstaat doordat jij als lezer actief met een tekst aan de slag gaat. 

Je kan onder andere kijken naar: 
- betekenisstructuren (herhalingen, tegenstellingen, situaties, etc.)

Lezers kunnen de tekst op verschillende manieren interpreteren. 

Slide 16 - Slide

Bespreken opdr. 2 en 5

Slide 17 - Slide

Module 3: Quizlet 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Maken: opdr. 8

Slide 20 - Slide