La construcción de una frase de español
Lidwoorden (el/los/la/las/un/unas/unos/unas)
bezittelijke voornaamwoorden (mi(s), tu(s), su(s) nuestro/a/as/os, vuestro/a/os/as su(s))
aanwijzende voornaamwoorden (este, esta, estos, estas, ese, esa, esos, esas)
REGELS VAN CONCORDANTIE ZOALS BIJ BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN!!!