Paragraaf 5 Lenen en betalen

Programma
Herhaling paragraaf 2.4
Huiswerk maken paragraaf 2.4 en de rekentrainer 2.4
Uitleg en maken paragraaf 2.5
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programma
Herhaling paragraaf 2.4
Huiswerk maken paragraaf 2.4 en de rekentrainer 2.4
Uitleg en maken paragraaf 2.5

Slide 1 - Slide

Herhaling 
Beleggen, aandelen, beleggingsfonds, obligatie

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Huiswerk 2.4 gemaakt
Klassikaal opgave 9

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe lenen werkt
Ik kan uitleggen wat je moet betalen voor een lening

Slide 4 - Slide

Vragers en aanbieders van geld:
Spaarders en leners heb je onder: 
- Consumenten
- Producenten
- Overheid

Spaarders zijn aanbieders van geld. ( kredietverstrekkers)
Leners zijn vragers naar geld.  ( Kredietnemers)

Banken zijn dus bemiddelaars tussen vragers en aanbieders van geld. 

Slide 5 - Slide

Lenen

Lenen is het geld van een ander gebruiken. Als je geld tekort komt, kun je geld lenen.
Je moet het geld dat je leent terugbetalen. Je noemt dat aflossen.



Slide 6 - Slide

Wanneer wordt lenen aantrekkelijker?
Als je denkt dat je in de toekomst meer gaat verdienen, maakt dat lenen aantrekkelijk.  ( HOGERE INKOMSTEN)

Ook het vooruitzicht op inflatie maakt lenen aantrekkelijker: hoe eerder je iets koopt, des te lager de prijs. ( INFLATIE)

Slide 7 - Slide

Persoonlijke lening
  • Vast bedrag
  • Terugbetalen in vaste gelijke termijnen

Slide 8 - Slide

Persoonlijke lening

termijnbedrag x aantal maanden = totale kosten


totale kosten - lening = kredietkosten



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Kredietkosten: rekenvraag
Je leent €4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van €130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Totale kosten 3 x 12 x €130  = €4.680
Leenbedrag                                = €4.000
----------------------------------------   - 
Kredietkosten                            =€      680

Slide 11 - Slide

Opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.
Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 12 - Slide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang € 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = 
€ 17424,-.
De rentekosten van deze lening is dus € 17424,- - € 15000,- = 
€ 2424,-

Slide 13 - Slide

Opgave 




Voor de aanschaf van een tweedehands sportauto sluit je een persoonlijke lening af. Je leent €25.000 met de looptijd van drie jaar.
a). Bereken de kredietkosten van deze lening.

b) Welk bedrag had je bespaard als je voor twee jaar had gekozen?



Slide 14 - Slide

Uitwerking
a. Kredietkosten = (aantal maanden x maandbedrag) - lening
Kredietkosten = (36 x € 771,62= 27.778,32) - € 25.000 = € 2.778,32

b Kredietkosten = (24 x €1.119= 26.856) - € 25.000 = € 1.856,00
€2.778,32 - € 1.856,00 = € 922,32 hadden ze bespaard.

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
Ik kan uitleggen hoe lenen werkt
Ik kan uitleggen wat je moet betalen voor een lening

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Maken paragraaf 2.5 en de rekentrainer 2.5

Slide 17 - Slide