present perfect versus past simple

1 / 41
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

(Herhaling) Past simple, wanneer gebruik je die?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat weet je al over de present perfect?

Slide 5 - Mind map

Present Perfect
Wordt gebruikt als iets in het verleden is gebeurd en nog niet is afgelopen

Slide 6 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 9 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 10 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 11 - Slide

ontkenningen maken in de present perfect
Zet not achter have/ has
VB
  • he has eaten in a restaurant
  • he has not eaten in a restaurant

Slide 12 - Slide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 13 - Slide

before /lately /up till now /for / for how long /just 
already /never /ever /since /so far /yet
signaalwoorden :
(als deze woorden in de zin staan moet je meestal de present perfect gebruiken)

Slide 14 - Slide

is het al afgelopen?
nee
present perfect
(have/has volt dw)
ja
staat er in de zin
wanneer het is
gebeurd?
ja
past simple
nee
present perfect
(have/has volt dw)

Slide 15 - Slide

Als je iets nog nooit heb gedaan of je hebt iets altijd al willen doen 
ervaringen
is in het verleden begonnen en nog niet afgelopen
dus present perfect

Slide 16 - Slide

Uitzondering
het is wel afgelopen maar je gebruikt toch 
de present perfect

Het is  afgelopen maar het resultaat is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.


I have lost my keys.
Je bent niet meer bezig je sleutels te verliezen maar het resultaat ( bv. je kunt je huis niet in) is belangrijker dan wanneer het is gebeurd.

Slide 17 - Slide

I lived in Stein
I have lived in Stein
Present Perfect
Past Simple

Slide 18 - Drag question

Verschil present perfect en past simple
  • Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
  • Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nog een link met het verleden.

Slide 19 - Slide

Verschil present perfect en past simple


Signaal woorden:

Present perfect: already, for, since, how long.
Past simple: last year, yesterday, in 2010, an hour ago.

Slide 20 - Slide

I have known him all my life.
A
past simple
B
present perfect

Slide 21 - Quiz


My cat died last week.
A
present perfect
B
past simple

Slide 22 - Quiz

Somebody painted a picture on the wall.
A
Present perfect
B
Past simple

Slide 23 - Quiz

I built a helicopter
A
Present perfect
B
Past simple

Slide 24 - Quiz

Rebecca has gone to bed
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 25 - Quiz

bij welke tijd hoort het signaalwoord:
since
A
present perfect
B
past simple

Slide 26 - Quiz

I've lost my passport
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 27 - Quiz

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 28 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 29 - Quiz

Present perfect:
She .... (be)
A
She was
B
She has been

Slide 30 - Quiz

Maak present perfect:
I ..... eaten an apple.
A
have
B
has

Slide 31 - Quiz

We worked 5 hours yesterday.
A
past simple
B
present perfect

Slide 32 - Quiz

Maak present perfect:
Peter ......... told a joke.
A
have
B
has

Slide 33 - Quiz

Happened in the past, but still important.
A
past simple
B
present perfect

Slide 34 - Quiz

Which tense is this?
I have known him all my life.
A
past simple
B
present perfect

Slide 35 - Quiz

have / has + voltooid deelwoord is:
A
past simple
B
present perfect

Slide 36 - Quiz

This quiz has ended.
A
past simple
B
present perfect

Slide 37 - Quiz

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 38 - Quiz

Wanneer gebruik je de present perfect?

Slide 39 - Open question

Wanneer gebruik je de past simple?

Slide 40 - Open question

Begrijp je hoe en wanneer je de present perfect en de past simple gebruikt?
Ja, ik snap het helemaal en kan het nu toepassen.
Ik snap het wel, maar toepassen vind ik lastig.
Ik heb nog wel een paar vragen.
Ik wil graag extra uitleg.

Slide 41 - Poll