Soorten vragen

Soorten vragen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
LOBMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Soorten vragen

Slide 1 - Slide

Theorie: Gesprekken voeren
Een collega heeft de instructie van een nieuw apparaat in zijn hand en kijkt er een tijdje naar. Het is niet duidelijk of hij de informatie op de instructie ook echt leest. Jij vraagt jouw collega of hij weet hoe het apparaat werkt. Meneer knikt.

Is dit een open of een gesloten vraag????

Slide 2 - Slide

Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?
A
Wat gebeurde er toen de verdachte weg liep?
B
Wat zag u precies?
C
Heeft u de verdachte gezien?
D
Hoe zag de verdachte eruit?

Slide 3 - Quiz

"Wil je nu boodschappen doen"?

Is dit een open of een gesloten vraag?


A
Gesloten vraag
B
Open vraag

Slide 4 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?
A
Wat gebeurde er toen de verdachte weg liep?
B
Wat zag u precies?
C
Heeft u de verdachte gezien?
D
Hoe zag de verdachte eruit?

Slide 5 - Quiz

Open of gesloten vraag?
Wil jij later topsporter worden?

A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 6 - Quiz

Shirley hoe is het op je werk?
open of gesloten vraag?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 7 - Quiz

Een gesloten vraag is:
"Zit jij in de 3e klas?"
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van een open vraag?
A
Wat heb je vandaag gedaan?
B
Hoe laat rijdt de bus?
C
Wat vond jij van de film in de bioscoop?
D
Waarom vind jij voetbal zo leuk?

Slide 9 - Quiz

Door het stellen van een open vraag kun je veel informatie achterhalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is een open vraag?
A
Een vraag waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
B
Vraag begint met wie, wat, waar, wanneer, waarom of hoe en kan je niet met ja of nee beantwoorden.

Slide 11 - Quiz

Waarom is hij op vakantie naar Australië gegaan?
A
Open vraag
B
gesloten vraag

Slide 12 - Quiz

Wat kan ik voor doen?
A
open vraag
B
gesloten vraag

Slide 13 - Quiz

Een open vraag stel je....
A
Om een uitgebreid en vloeiend gesprek te voeren
B
Als je Ja of Nee als antwoord wilt hebben
C
Als je niet meer weet wat je moet zeggen
D
Aan het einde van de dag

Slide 14 - Quiz

Open vragen zijn vragen...
A
Met een open antwoord
B
Die je kunt beantwoorden met ja en nee

Slide 15 - Quiz

Een open vraag is bijvoorbeeld:
Zit jij op het Zuiderlicht?
A
onjuist
B
juist

Slide 16 - Quiz

"Kevin hoe gaat het op school"
gesloten of open vraag?
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 17 - Quiz

Wat is een open vraag
A
Vind je dit leuk? Ja of nee
B
Wat zou je zelf graag willen doen?

Slide 18 - Quiz

Welke is een open vraag?
A
Ga je mee?
B
Wat vind je leuk aan school?
C
Heb je een 10 gehaald?
D
Is Nederlands je lievelingsvak?

Slide 19 - Quiz

Open vragen zijn vragen waar je alleen ja of nee op kunt antwoorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz