Gedichtenweek - inleiding / herhaling


30.01-05.02
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


30.01-05.02

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Poëzieweek 2025: thema ’lijfelijkheid’
 zintuiglijke ervaringen 

over je thuis voelen in je lichaam (of niet)  

over de zoektocht naar identiteit

verkennen de kwetsbaarheid en kracht van ons lichaam en de schoonheid van verandering

Slide 4 - Slide

Hoe zou jij poëzie omschrijven in één woord?

Slide 5 - Open question

Wat doet het ideale gedicht volgens jou vooral?
A
het ontroert
B
het troost
C
het stemt tot nadenken
D
het zet aan tot actie

Slide 6 - Quiz

Wat primeert voor jou in een gedicht?
A
vorm
B
inhoud

Slide 7 - Quiz

Wat is volgens jou het belangrijkste thema voor het ideale gedicht?

A
liefde, vriendschap
B
verdriet, afscheid
C
technologie en onze maatschappij
D
het raadsel van ons bestaan

Slide 8 - Quiz

Johan Sebastian Stuer

Slide 9 - Slide

Johan Sebastian Stuer

Slide 10 - Slide

Johan Sebastian Stuer

Slide 11 - Slide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     


Slide 12 - Slide

Wat is beeldspraak?
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 13 - Quiz

Letterlijk versus figuurlijk
- Julia zag Frank lopen en stond in vuur en vlam (figuurlijk).
-Frenk struikelde en viel tegen de vuurkorf aan. Hij stond in vuur en vlam (letterlijk).




Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vergelijking
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.

Je beschrijft iets door het te vergelijken met iets anders.
De meest bekende vergelijkingen zijn de vaste vergelijkingen:
zo.... als een ....

Slide 16 - Slide

Vergelijking: zo ..... 

Vergelijking: zo ..... 

Slide 17 - Slide

Vergelijking zonder 'als'

Slide 18 - Slide

Personificatie
Een levenloos object krijgt menselijke eigenschappen.

Voorbeeld:
Het papier is geduldig.
De stoel zuchtte onder haar gewicht. 

 

Slide 19 - Slide

Personificatie
  • Wanneer ik opsta, lacht de zon me vrolijk toe.
  •  Angst loerde om de hoek.

Slide 20 - Slide

Wat is een voorbeeld van een personificatie?
A
De stoel kreunde onder zijn gewicht.
B
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop; er zit geen haar meer op!
C
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baard in de keel.

Slide 21 - Quiz

Een metafoor is een vergelijking zonder het woordje ALS.
Een METAFOOR 
is een vergelijking zonder het woordje ALS
Het beeld staat centraal. 

Slide 22 - Slide

Metafoor
  • Wat een varkensstal is het hier!
  •  Er zitten dit jaar een paar kleuters in het 5de. 

Slide 23 - Slide

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 24 - Quiz

Woorspeling

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

p. 272

Slide 27 - Slide

p. 272

Slide 28 - Slide

p. 272

Slide 29 - Slide

Rijmschema's

aabb
abab
abba ...

Slide 30 - Slide

Hoe gaat het rijmschema verder?

Gebruik per rijmklank een letter
zoals in strofe 1
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 31 - Slide

Rijmschema
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:            A        
het scheen, ze praatte zomaar wat,    B
alsof je in haar kamer zat                         B
te kletsen om de tijd te doden.             A

Het leek gezellig en verkeerd,               C
maar was, dat blijft, geraffineerd:       C
ik ben in aardrijkskunde thuis.              D

Wat heb ik veel van haar geleerd,        C
ik had haar lief, mijn versje eert           C
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis. D (Herman Pieter de Boer)


Slide 32 - Slide

Rijmvomen
Naast rijmschema's zijn er ook rijmvormen. 

Slide 33 - Slide

Welke vorm van eindrijm herken je hier?
A
omarmend rijm
B
verspringend rijm
C
gepaard rijm
D
gekruist rijm

Slide 34 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
verspringend rijm
D
slagrijm

Slide 35 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
slagrijm
D
verspringend rijm

Slide 36 - Quiz


A
omarmend rijm
B
gepaard rijm
C
gekruist rijm
D
slagrijm

Slide 37 - Quiz

Rijmklanken

Klanken ondersteunen vaak de inhoud van het gedicht. 
Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie/medeklinkerrijm
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a
assonantie/klinkerrijm
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 38 - Slide

Welke soort rijm herken je?  

Slide 39 - Slide

Welke soort rijm herken je in de titels van Suske en Wiske?
A
Assonantie
B
Alliteratie

Slide 40 - Quiz

Rijmklanken

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a

Slide 41 - Slide

Assonantie
  • Een ander woord voor assonantie is klinkerrijm. 
  • Bij deze vorm van rijm gaat het dan om de manier waarop de woorden worden uitgesproken, dus niet hoe ze worden geschreven.
Bv: dromen over rovers
Hier is sprake van assonantie, want de klinker 'o' rijmt hier.

Slide 42 - Slide

Rijmklanken


Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 43 - Slide

p. 273

Slide 44 - Slide

Volrijm en eindrijm

....

Volrijm is het rijm dat we kennen van de Sinterklaasgedichtjes. Volrijm noemen we ook wel eindrijm.


Halfrijm rijmt eigenlijk niet: bij halfrijm rijmt of de klinker (assonantie) of de medeklinker (aconsonantie)






Slide 45 - Slide

Martinus Nijhoff

Maar' t  leven is te vast en hard

Of we al een rustplaats graven

Nog nimmer kwam de grote nacht

En is een mensch gaan slapen


Slide 46 - Slide

Maar' t leven is te vast en hard

Of we al een rustplaats graven

Nog nimmer kwam de grote nacht

En is een mensch gaan slapen
A
halfrijm
B
volrijm

Slide 47 - Quiz

Martinus Nijhoff

Maar' t  leven is te vast en hard

Of we al een rustplaats graven

Nog nimmer kwam de grote nacht

En is een mensch gaan slapen


Slide 48 - Slide

Lees het volgende gedicht en nummer of markeer
1. rijmschema
2. alliteratie
3. assonantie
4. halfrijm
5. volrijm 
6. dubbelrijm

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide