Cursus 7 §3 Bijvoeglijk naamwoord spellen

3.8 Bijvoeglijk naamwoord
Spelling van bijvoeglijke naamwoorden
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.8 Bijvoeglijk naamwoord
Spelling van bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les kun je bijvoeglijke naamwoorden correct spellen.

Slide 2 - Slide

Spelling van bijvoeglijke naamwoorden
De lange leerling paste niet op zijn stoel.
(een normaal bijvoeglijk naamwoord)
Het versleten boek bracht toch nog tien euro op.
(een voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt)

Slide 3 - Slide

Wat is juist?
Toevoeging van de -e
A
Een opvallend programma
B
Een opvallende programma

Slide 4 - Quiz

1. Toevoeging van de -e
A. Een bijvoeglijk naamwoord krijgt een -e bij:
* De-woorden:
De jonge docent is erg populair.
De nieuwe gebouwen zijn erg mooi. 
* Het-woorden:
Het leuke meisje. 
Dat grote paard. (het paard)

Slide 5 - Slide

B. Een bijvoeglijk naamwoord krijgt geen -e bij:
* Het lidwoord een voor een het-woord;

een nieuw gebouw
een mooi meisje

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
De-woorden                                                           Het-woorden
De nieuwe auto                                                     Het nieuwe huis
Een nieuwe auto                                                   Een nieuw huis

Slide 7 - Slide

Wat is juist?
Stofaanduidingen
A
Een gouden ring
B
Een goude ring

Slide 8 - Quiz

Wat is juist?
Stofaanduidingen
A
Een aluminiumen pan
B
Een aluminium pan

Slide 9 - Quiz

2. Stofaanduidingen
Wanneer een bijvoeglijk naamwoord iets aangeeft wat van stof gemaakt is, is het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Is het een 'nieuwe' stof zoals plastic of polyester, dan schrijf je geen uitgang. Bij een 'oude' stof schrijf je -(e)n.

Heb je wel eens naar De gouden kooi gekeken?
Zijn spullen zitten in een plastic tas. 

Slide 10 - Slide

Extra opdracht
Schrijf de juiste spelling op van de bijvoeglijke naamwoorden.
1: De ... (lief) jongen
2: Gisteren heb ik aan het ... (lief) meisje een ... (mooi), ... (zilver) ketting gegeven.
3: Het ... (klein) meisje tekent.
4:  Het ... (actueel) onderwerp
5: De ... (individueel) begeleiding

Slide 11 - Slide

Antwoorden extra opdracht
1: De lieve jongen
2: Gisteren heb ik het lieve meisje een mooie, zilveren ketting gegeven.
3: Het kleine meisje tekent.
4: Het actuele onderwerp
5: De individuele begeleiding

Slide 12 - Slide

Maken digitaal
(blz. 232-233)
Cursus 7, paragraaf 3
Maak opdracht 1-2-3-4-5-6

Slide 13 - Slide