Vaak gebruiken we een vorm van energie en zetten we dit om naar een andere vorm van energie.
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Energieomzetting
Vaak gebruiken we een vorm van energie en zetten we dit om naar een andere vorm van energie.
Slide 1 - Slide
Warmte
AFSLUITING
Slide 2 - Slide
§2.1 - Energieomzetting
Slide 3 - Slide
Zet de juiste energievormen in de pijlen.
Chemische energie
Elektrische energie
Thermische energie
Stralings energie
Bewegings energie
Zwaarte energie
Magnetisch energie
Slide 4 - Drag question
Zet de juiste energievormen in de pijlen.
Chemische energie
Elektrische energie
Thermische energie
Stralings energie
Bewegings energie
Zwaarte energie
Magnetische energie
Slide 5 - Drag question
Zet de juiste energievormen in de pijlen.
Chemische energie
Elektrische energie
Thermische energie
Stralings energie
Bewegings energie
Zwaarte energie
Magnetisch energie
Slide 6 - Drag question
Rekenen met chemische energie
Verbrandingswarmte:
hoeveel energie er vrijkomt bij verbranding
Slide 7 - Slide
Hoeveel energie komt er vrij als ik 1 liter (= 1 dm ) benzine verbrand?
3
Slide 8 - Open question
V = 1 dm = 1000 cm
v.w = 33 000 J/cm
E = v.w. x volume
E = 33 000 J/cm x 1000 cm
E = 33 000 000 J
Gegevens:
Formule:
Invullen:
3
3
3
3
3
Slide 9 - Slide
Hoeveel energie komt er vrij als je 2,5 kg steenkool verbrand?
Slide 10 - Open question
Volledige- of onvolledige verbranding?
Zet de juiste vlam boven het begrip...
onvolledige verbranding
volledige
verbranding
Slide 11 - Drag question
Volledige of onvolledige verbranding?
Maak de reactie-schema's af.
Onvolledige verbranding:
aardgas (g) + zuurstof (g)
Volledige verbranding:
aardgas (g) + zuurstof (g)
+ waterdamp (g)
+ waterdamp (g)
koolstofmonoxide (g)
koolstofdioxide (g)
Slide 12 - Drag question
Formules
E = P x t
P = U x I
Slide 13 - Slide
Wat betekenen de afkortingen van de grootheden?
Grootheid
Afkorting
E
P
t
U
I
tijd
spanning
stroom
energie
vermogen
Slide 14 - Drag question
§2.2 - Formules
Slide 15 - Slide
§2.3 - Warmtetransport
Slide 16 - Slide
Geleiding, stroming of straling? Als ik een glas met hete thee vasthoud worden mijn handen warm...
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
Slide 17 - Quiz
Geleiding, stroming of straling? Ik heb een ijsje vast bij het hoorntje en mijn hand wordt koud.
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
Slide 18 - Quiz
Geleiding, stroming of straling? Als ik dichtbij de openhaard zit en naar het vuur kijk wordt mijn gezicht warm...
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
Slide 19 - Quiz
Welk soort warmtetransport vindt er plaats?
Stroming
Straling
Geleiding
Slide 20 - Drag question
Warmte quiz
Slide 21 - Slide
Verbranden is een vorm van energieomzetting. Van wat naar wat?
A
van chemische energie naar warmte
B
van warmte naar chemische energie
C
van elektrische energie naar warmte
D
van chemische naar elektrische energie
Slide 22 - Quiz
Welk giftig, reukloos gas ontstaat bij Als onvolledige verbranding?
A
Zuurstof
B
Roet
C
Koolstofdi-oxide
D
Koolstofmono-oxide
Slide 23 - Quiz
Het tempo van energie-omzetting noemen we "vermogen". Wat is het symbool en de eenheid?
A
V (van vermogen), eenheid J (Joule)
B
P (van power),
eenheid W (Watt)
C
V (van vermogen), eenheid P (Watt)
D
P (van power),
eenheid J (Joule)
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Als je 6000 Joule aan energie omzet in 60 seconde, dan is het vermogen...
A
P = 100 W
B
P = 360000 W
C
P = 0,01 W
D
Dat kun je niet weten
Slide 26 - Quiz
Elektrisch vermogen
Elektrisch vermogen kun je ook uitrekenen met de spanning U en de stroom I: P = U x I (in Watt) U = P / I (in Volt) I = P / U (in Ampere)
Slide 27 - Slide
Hoeveel vermogen verbruikt een gloeilamp waar 0,5 Ampere stroom doorheen gaat bij 230 Volt spanning?
A
460 Watt
B
460 Ohm
C
115 Ohm
D
115 W
Slide 28 - Quiz
Wat is GEEN manier van warmtetransport?
A
Trilling
B
Straling
C
Geleiding
D
Stroming
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Video
Slide 32 - Video
Slide 33 - Video
Slide 34 - Video
Een energiecentrale produceert elektrische energie. Welke energie komt er ook vrij?
A
Zwaarte energie
B
Warmte
C
Chemische energie
D
Kern energie
Slide 35 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met het rendement van een energie-omzetting?
A
Hoeveel winst je ermee maakt
B
Hoe zuinig het apparaat is
C
Hoeveel verlies aan energie er optreedt
D
Hoeveel procent nuttige energie het oplevert
Slide 36 - Quiz
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Slide
Een zonnepaneel vangt zonlicht op en produceert 300 Watt aan elektrisch vermogen. 900 Watt van het zonlicht wordt niet omgezet in elektrische energie. Wat is het rendement?