This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Oefenvragen België
Slide 1 - Slide
1. Toepassingsvragen
Aanpak:
- Lees de vraag
- Bedenk wat je zoekt in de bron
- Bekijk de bron (waar gaat die over)
- Beantwoord de vraag
- Controleer je antwoord
Slide 2 - Slide
1A. In België zijn er twee officiële talen (opwarmertje, zonder bron)
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quiz
1B. Op deze kaart zie je de indeling van de...
A
Gewesten
B
Gemeenschappen
Slide 4 - Quiz
1C. In Wallonië valt meer neerslag dan in Vlaanderen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quiz
1D. De meeste mensen wonen in het gewest Vlaanderen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
1E. De meeste industrie is te vinden in de Duitstalige gemeenschap.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Uitlegvragen
Tip:
- Leg de begrippen uit, voordat je antwoord geeft op de vraag
- Lees je antwoord achteraf terug
Slide 8 - Slide
2A. België is geen eenheidsstaat, maar een federale staat. Leg het verschil uit tussen een eenheidsstaat en een federale staat.
Slide 9 - Open question
2B. Leg nu in eigen woorden uit waarom België heeft gekozen voor een federale staat. Gebruik in je antwoord territorialiteitsbeginsel, meerderheidsbeginsel en autonomie.
Slide 10 - Open question
2C. Welk probleem wordt er afgebeeld in de bron? Leg je antwoord uit.
('Mais non! Un Flamand' = 'Nee, het is een Vlaming)
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Video
3A. Nederland en België zijn samen lid van meerdere internationale samenwerkingsverbanden. Noem er één
Slide 13 - Open question
3B. Waarom heb je voor een goede samenwerking open grenzen nodig? Leg dit uit met een kort voorbeeld.