This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
7.1 Licht en schaduw
Slide 1 - Slide
Lichtbron
Natuurlijke lichtbron
Kunstmatige lichtbron
Slide 2 - Slide
Natuurlijke lichtbron
Geen lichtbron
Kunst-matige lichtbron
Slide 3 - Drag question
Directe lichtbron vs indirecte lichtbron
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Halfschaduw
Kernschaduw
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
JA
NEE
Ziet je schaduw er 's morgens om 8.00 uur anders uit dan om 12.00 uur?
Is je schaduw om 12.00 uur langer dan om 8.00 uur?
Staat de schaduw van 12.00 uur op een andere plek dan die van 8.00 uur?
Slide 11 - Drag question
H7-2 Spiegels
Kernwoorden:
Terugkaatsing
Diffuus en spiegelend
Lichtstraal
Hoek van inval en terugkaatsing
Reflector en retroflectie
Slide 12 - Slide
In de spiegel kijken
jij weerkaatst het licht van de lamp
de lichtstraal gaat naar de spiegel
de spiegel stuurt de lichtstraal terug naar je oog
lamp (lichtstraal) -> voorwerp weerkaatst -> spiegel weerkaatst -> in je oog.
Kan je in het donker ook je spiegelbeeld zien?
Slide 13 - Slide
Terugkaatsing
Diffuse terugkaatsing
Spiegelende terugkaatsing
Slide 14 - Slide
Lichtstralen diffuus
Slide 15 - Slide
Spiegelwet
Hoe teken ik volgens de spiegelwet hoek van inval en terugkaatsing?
Slide 16 - Slide
Waar staat het spiegelbeeld?
Als je recht voor een spiegel staat, zie je jezelf!
1 stap naar achteren en je spiegelbeeld gaat even ver naar "achteren"?
Als je naar een voorwerp in de spiegel kijkt lijkt het licht uit de spiegel te komen.
Het spiegelbeeld bestaat niet echt, dus moeten de de lichtstralen uit het voorwerp via terugkaatsing van de siegel in je oog komen!
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Slide 19 - Video
Slide 20 - Video
Slide 21 - Video
Spiegelbeeld
Hoe teken ik een spiegelbeeld?
De randen van de spiegel geven het gezichtsveld weer.
Slide 22 - Slide
Van wat voor soort weerkaatsing is dit een voorbeeld
A
Diffuus
B
Spiegel
Slide 23 - Quiz
waar bevindt het spiegelbeeld zich?
A
loodrecht achter de spiegel
B
schuin in de spiegel
C
voor de spiegel
D
op de plaats van het voorwerp
Slide 24 - Quiz
Bij een spiegel heb je diffuse terugkaatsing.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
lichtstralen op een spiegel weerkaatsen door
A
diffuse terugkaatsing
B
spiegelende terugkaatsing
C
worden geabsorbeerd
Slide 26 - Quiz
Van wat voor type weerkaatsing is dit een voorbeeld?
A
Diffuus
B
Spiegel
Slide 27 - Quiz
de hoek van inval is de hoek
A
tussen de normaallijn en de inkomende lichtstraal
B
tussen de inkomende lichtstraal en de spiegel
C
tussen de normaallijn en de terugkaatsende lichtstraal
D
tussen de terugkaatsende lichtstraal en de spiegel
Slide 28 - Quiz
wat is de normaal?
A
lijn die evenwijdig loopt aan de spiegel
B
lijn die loodrecht op de spiegel staat
C
lijn die loopt van de lamp tot je oog
D
is altijd een doorgetrokken lijn
Slide 29 - Quiz
Als je in een spiegel kijkt dan
A
Gaat het kapot
B
Dan zie je jezelf op de kop
C
Dan lijkt het of je even ver achter de spiegel staat als jij ervoor staat
D
Wordt je gezichtsveld kleiner
Slide 30 - Quiz
hoe groot is de hoek tussen de normaallijn en de spiegel?
A
45 graden
B
90 graden
C
180 graden
D
kan van alles zijn
Slide 31 - Quiz
In de figuur zie je een lichtstraal die teruggekaatst wordt bij een spiegel. Welke hoek is de hoek van terugkaatsing?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 32 - Quiz
Om een teruggekaatste lichtstraal goed te tekenen, moet je de normaal kennen. Wat is de normaal bij een vlakke spiegel? De normaal is de lijn ....
A
die loodrecht op de invallende lichtstraal staat.
B
die loodrecht op de spiegel staat.
C
van je oog naar het spiegelbeeld.
D
van je oog naar het voorwerp.
Slide 33 - Quiz
Zonlicht bestaat uit verschillende kleuren. Hoe kun je die kleuren zichtbaar maken? Je mag meer antwoorden aankruisen.
A
met een bolle lens
B
met een prisma
C
met een spectroscoop
D
met een spiegel
Slide 34 - Quiz
In een auto is het belangrijk dat je een zo groot mogelijk gezichtsveld hebt. Om via de buitenspiegels een groter gezichtsveld te krijgen, kun je het beste een ............... spiegel gebruiken.
A
bolle
B
holle
C
vlakke
Slide 35 - Quiz
Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"
Slide 36 - Quiz
Als een kapper je wilt laten zien hoet het haar achter op je hoofd eruit ziet heeft de kapper
A
0 spiegels nodig
B
1 spiegel nodig
C
2 spiegels nodig
D
3 spiegels nodig
Slide 37 - Quiz
Lees de volgende twee uitspraken. Uitspraak 1: ‘De hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal heet de hoek van inval.’ Uitspraak 2: ‘Het spiegelbeeld ligt net zo ver achter de spiegel als het voorwerp voor de spiegel staat.’ Welke uitspraak is juist?
A
Alleen uitspraak 1 is juist.
B
Alleen uitspraak 2 is juist.
C
Uitspraak 1 en 2 zijn allebei juist.
D
Geen van beide uitspraken is juist.
Slide 38 - Quiz
Lees de volgende twee uitspraken. Uitspraak 1: ‘Schaduw ontstaat als het licht van een lichtbron wordt tegengehouden.’ Uitspraak 2: ‘De hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de spiegel heet de hoek van terugkaatsing.’ Welke uitspraak is juist?