This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lezen
Lezen blok 1 en 2
Slide 1 - Slide
Vandaag
Tekstdoelen en tekstsoorten
Inleiding, kern en slot
Hoofd- en bijzaken (kernzin)
Slide 2 - Slide
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 3 - Slide
Voorbeeld van een informerende tekst
Slide 4 - Open question
Informeren
Overtuigen
Amuseren
Activeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt
De schrijver wil dat jij na het lezen van de tekst dezelfde mening hebt als hij
De schrijver wil je ontroeren of laten lachen
De schrijver wil dat je iets (niet) gaat doen
Slide 5 - Drag question
Slide 6 - Slide
Wat is het doel van deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Welk doel hebben cabaretiers?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 9 - Quiz
Welk tekstdoel heeft een studieboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren
Slide 10 - Quiz
Welk tektsdoel heeft de schrijver van een strip?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Activeren
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Welk doel heeft de schrijver hierbij?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Wat is het doel van een reclamefolder?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren
D
Overtuigen
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Wat zijn hoofdzaken?
A
De hoofdgedachte en kernzin samen
B
Wat in een tekst belangrijk is
C
De inleiding
D
De alinea's
Slide 17 - Quiz
Wat vertel je als je kort wilt vertellen waar een tekst over gaat?
A
Hoofdzaken
B
Bijzaken
Slide 18 - Quiz
Wat is de hoofdzaak? De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderste verjaardag. Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis
A
De burgemeester bezocht afgelopen zaterdag mevrouw de Jong voor haar honderdste verjaardag
B
Mevrouw de Jong woont in een verzorgingshuis
Slide 19 - Quiz
Wat is de hoofdzaak? Alle leerlingen van klas 1D hebben voor de herfstvakantie de boswachter geholpen. De leerlingen moesten op de fiets naar het bos. In het bos werden ze in groepen ingedeeld.
A
Alle leerlingen van klas twee hebben voor de herfstvakantie die boswachter geholpen.