This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Bonne Année 2025
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Video
Les buts d'aujourdhui
Aan het eind van deze lesson Up kan ik
het werkwoord avoir correct in een zin gebruiken.
een kort verhaaltje vertellen over mijn familie.
Slide 4 - Slide
Herhalen
werkwoord: avoir
( avoir = hebben)
Slide 5 - Slide
Wat is de passé composé?
Wat betekent het werkwoord 'avoir'?
A
zijn
B
kunnen
C
doen
D
hebben
Slide 6 - Quiz
Wat is de passé composé?
In het Frans gebruik je 'avoir' om te vertellen (2 antwoorden):
A
hoe oud je bent
B
waar je woont
C
hoe je heet
D
wat je hebt
Slide 7 - Quiz
Wat is de passé composé?
Zeg in het Frans:
Ik heb twee zussen.
A
Je suis deux soeurs.
B
je m'appelle deux soeurs.
C
J'ai deux soeurs.
D
J'habite deux soeurs.
Slide 8 - Quiz
Wat is de passé composé?
Zeg in het Frans:
Hij is 12 jaar.
A
J'ai douze ans.
B
Il a douze ans.
C
Elle a douze ans.
D
Ils ont douze ans.
Slide 9 - Quiz
Het werkwoord: 'avoir'
Slide 10 - Slide
Vul de juiste vorm van avoir in: j' ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
ont
D
avons
Slide 11 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: il/elle/on ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 12 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons
Slide 13 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons
Slide 14 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: ils/elles ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons
Slide 15 - Quiz
'le garçon' kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils
Slide 16 - Quiz
'la mère' kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils
Slide 17 - Quiz
'les parents' kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils
Slide 18 - Quiz
'Ma maison' kan je vervangen door:
A
elle
B
il
C
elles
D
ils
Slide 19 - Quiz
'Mon frère et moi' kan je vervangen door:
A
il
B
ils
C
nous
D
vous
Slide 20 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: Cloé et Marianne ________ une tente.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont
Slide 21 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: Ma maison ________ deux fenêtres.
A
ai
B
as
C
a
D
ont
Slide 22 - Quiz
Vul de juiste vorm van avoir in: Mon frère et moi ________ un cheval.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont
Slide 23 - Quiz
Maak een zin met avoir.
J'
un
ai
chien.
Slide 24 - Drag question
Maak een zin met avoir.
trois
a
ans.
Ma
soeur
Slide 25 - Drag question
Maak een zin met avoir.
Pierre et Cloé
deux
ont
chats.
aussi
Slide 26 - Drag question
Schrijf een zin over je gezin/familie. Gebruik het werkwoord avoir
Slide 27 - Open question
😒🙁😐🙂😃
Slide 28 - Poll
Waarover heb je nog een vraag? Als je klaar bent doe je de iPad in de tas en ga naar bladzijde 65 van je boek je mag vast starten met opdracht 24 en 25