D-Toets module 4 (comidas y costumbres)

D-toets módulo 4
comidas y costumbres
1 / 50
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

D-toets módulo 4
comidas y costumbres

Slide 1 - Slide

Cantidades
Vertaal de zinnen naar het Spaans.
Schrijf de getallen voluit

Slide 2 - Slide

Een kilo aardappelen.

Slide 3 - Open question

50 gram suiker.

Slide 4 - Open question

100 gram boter.

Slide 5 - Open question

1,5 liter mineraal water.

Slide 6 - Open question

0,5 liter melk.

Slide 7 - Open question

6 blikjes sardientjes.

Slide 8 - Open question

Los verbos gustar, encantar y doler


Vul de ontbrekende vorm in. 
Vergeet niet ook het meewerkend voorwerp te noteren.
(me/te/le...)

Slide 9 - Slide

A él _____ el español. (gustar)

Slide 10 - Open question

A él ___ el español y el inglés. (gustar)

Slide 11 - Open question

A mí ______ (doler) los dientes.

Slide 12 - Open question

A Juan y María_____ (encantar) ver películas.

Slide 13 - Open question

Eva y yo _______ (encantar) las patatas fritas.

Slide 14 - Open question

A mí ______ (doler) la mano.

Slide 15 - Open question

Vocabulario
Vertaal de volgende woorden naar het Spaans.

Slide 16 - Slide

flauw

Slide 17 - Open question

zout (als je over een gerecht zegt dat het zout is)

Slide 18 - Open question

salade

Slide 19 - Open question

bestellen

Slide 20 - Open question

dienen

Slide 21 - Open question

de lepel

Slide 22 - Open question

de rode wijn

Slide 23 - Open question

de bakkerij

Slide 24 - Open question

werkwoorden met klinkerwisseling

Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes.


Voorbeeld:
Pregunta: Yo ______ (querer) una manzana.
Respuesta: quiero

Slide 25 - Slide

Nosotros _______ (querer) un litro de leche.

Slide 26 - Open question

¿Qué_________ (preferir, ellos)?
El plátano o la naranja?

Slide 27 - Open question

Nadia ______ (preferir) la naranja.

Slide 28 - Open question

Tú _______ (pedir) una ensalada.

Slide 29 - Open question

Un tenedor______ (servir) para comer.

Slide 30 - Open question

Yo también _______ (pedir) la paella.

Slide 31 - Open question

Un vaso y una copa ______ (servir) para beber.

Slide 32 - Open question

¿Qué____ (pedir) usted?

Slide 33 - Open question

La clase de español ______ (empezar) a las ocho y media.

Slide 34 - Open question

Nosotros _____ (pensar) que no tenemos huevos.

Slide 35 - Open question

El complemento directo 
Wat ontbreekt? 
Vul in: el/lo/la/las

Slide 36 - Slide

10 fresas, por favor.
Aquí _____ tiene.

Slide 37 - Open question

Tiene Lorena el producto?
Sí _____ tiene Lorena.

Slide 38 - Open question

¿Nos trae la cuenta, por favor?
Ahora mismo _____ trae mi compañero.

Slide 39 - Open question

¿Tiene usted los huevos?
Sí _____ tengo yo.

Slide 40 - Open question

El menú, por favor.
Aquí ____ tiene.

Slide 41 - Open question

Geef aan of je het eens of oneens bent!

Je schrijft dus steeds vanuit de ik-vorm

Voorbeeld: A mí me gusta el español. (eens)
A mí también. 

Slide 42 - Slide

A mí no me gusta el español.
(oneens)

Slide 43 - Open question

A él le gusta jugar al fútbol.
(eens)

Slide 44 - Open question

No nos gustan los deberes.
(eens)

Slide 45 - Open question

A tí te gustan las manzanas.
(oneens)

Slide 46 - Open question

A mí no me gusta la paella.
(eens)

Slide 47 - Open question

A mí me gusta el melocotón.
(eens)

Slide 48 - Open question

A mí no me gusta leer.
(oneens)

Slide 49 - Open question

EINDE D-TOETS
Je gaat jezelf voorbereiden op de toetsweek. Wat kan je doen?

  • Schrijf een samenvatting voor jezelf over de grammatica onderdelen. 
  • Oefen de woordenschat (quizlet, flashcards, schrijven ...)
  • Maak de D-toets van tarea 1 nog een keer om te oefenen. 
  • Maak de D-toets van tarea 2 nog een keer om te oefenen.
  
                      Stel vragen zodra je iets lastig vindt tijdens het leren. 

Slide 50 - Slide