03-06-2024

03-06-2024 1C
1 / 13
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

03-06-2024 1C

Slide 1 - Slide

Plan de classe

Slide 2 - Slide

Programme 
  1. Mini test de vocabulaire (mini toets woordenschaat)
  2. Grammaire bron D : poser une question (grammatica : een vraag stellen)
  3. Avec un point d'interrogation (met een vraagteken ???) 
  4. Avec un mot interrogatif (met een vraagwoord)
  5. Les devoirs (het huiswerk)

Slide 3 - Slide

Traduis les mots suivants 
Vertaal de volgende woorden 

  1. Loin :
  2. Tout près :
  3. Tout droit :
  4. La gare :
  5. Facile :
  6. Het noorden :
  7. Het zuiden :
  8. Met de trein :
  9. De straat :
  10. Dromen :

timer
5:00
Regarde l'image et complète avec le bon mot 
Kijk naar de afbeelding en vul deze aan met het juiste woord

Slide 4 - Slide

Bron D/Poser une question met een vraagteken 
P60 exercices 16.a et 16.d et 16.f   
 



Slide 5 - Slide

Vragenwoorden
QUI
QUAND
COMBIEN

Slide 6 - Slide

Vragenwoorden
QUI = WIE
=
WAAR
QUAND
=
WANNEER
COMBIEN
=
HOEVEEL

Slide 7 - Slide

Vragenwoorden
"Comment tu t'appelles?"


COMMENT= HOE 
zoals in "Hoe heet je? "


Slide 8 - Slide

Bron D : Poser une question met vraagwoorden. 
P61 exercices 17.a et 17.d et 17.e

Slide 9 - Slide

Exercice 18.a : Een stripverhaal invullen

Slide 10 - Slide

QUI A UNE QUESTION?
Aujourd'hui on a vu comment poser une question :
  1. Avec un point d'interrogation : een vraagteken achter een gewoon zin
  2. Avec un mot interrogatif : qui, où, quand, comment, combien, pouquoi, qu'est-ce-que

Slide 11 - Slide

Les devoirs pour mercredi 05-06
  1. Finis l'exercice 18.a = Maak oefening 18.a af
  2. Lis le vocabulaire bron E et F = Lees de woordenschat van bron E en F.

Slide 12 - Slide


À mercredi 5 juin !

Slide 13 - Slide