Leestekens deel 1

Leestekens
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Leestekens

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Waarom zijn leestekens belangrijk?
  • Zonder leestekens kan een tekst slecht leesbaar zijn
  • Zonder leestekens kan een zin verkeerd begrepen worden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld zonder leestekens

hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed



Maandag is goed.





Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld met leestekens
Hallo, hoe gaat het met jou?
Goed, en met jou?
Met mij gaat het ook goed. Op welke dag zullen we afspreken? Of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet. Is maandag goed?
Maandag is goed!



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Doel van deze les
Aan het eind van de les kun je in eigen woorden aangeven wanneer je welk leesteken gebruikt.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

welke leestekens ken je?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Punt
  • aan het eind van de zin
  • soms bij afkortingen
  • niet na afkortingen van maten en gewichten
Dus:
  • We berekenen geen bezorgkosten.
  • We sturen het pakket z.s.m. op.
  • Maar: Is het bedrag inclusief btw? 3 m (meter), 10 kg (kilogram)


Slide 7 - Slide

Een echte afkorting wordt gelezen alsof er geen afkorting staat:
a.d.h.v. (lezen we als aan de hand van)
incl. (lezen we als inclusief)
m.a.w. (lezen we als met andere woorden)

De andere types afkortingen worden wel als afkorting gelezen; 
Initiaalwoorden spreken we letter voor letter uit.
btw (lezen we als [bee-tee-wee])
gsm (lezen we als [gee-es-em])
pc (lezen we als [pee-see])
Vraagteken
  • Na een vraag, komt een vraagteken.
  • Hoe hard mag je hier rijden?

  • Er komt geen spatie vóór het vraagteken. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Uitroepteken
  • Bij een bevel:    Hou daar onmiddellijk mee op!
  • Bij een uitroep:   Dat is belachelijk!

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

mag ik aub de suiker van u
A
Mag ik aub de suiker van u.
B
Mag ik a.u.b. de suiker van u.
C
Mag ik aub de suiker van u?
D
Mag ik a.u.b. de suiker van u?

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

ik wil dat jullie nu een antwoord geven
A
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven?
B
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven.
C
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!
D
Ik wil dat jullie nu een antwoord geven!.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Komma
  • in op­so­m­min­genVoor deze saus heb je uien, kno­flook, to­maten en  olij­folie nodig.
  • tussen twee werkwoordsvormen die niet bij elkaar horen (in samengestelde zinnen) : Als we je roep­en, mag je binnen­ko­men.  Maar:  Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.
  • voor en/of na een aans­prek­ing of een tussen­werpsel: Joey, help je die mev­rouw even?  en ook    “Poeh, wat ben ik moe zeg!” of Helaas, de ploeg heeft de volgende ronde niet bereikt.
  • voor voeg­woorden zoals om­d­at, maar, nadat, want, voord­atDe hard­loop­wed­strijd gaat niet door, om­d­at er nood­weer voor­speld is. 
  • voor het voegwoordje 'en' komt geen komma.                                                                                                De hard­loop­wed­strijd gaat niet door en er nood­weer voor­speld is. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Komma 
Ook zorgt de komma voor rust en verschil in toonhoogte:
  • Ik was het niet het was volgens mij Joris die jongen die       gisteren ook mee voetbalde.
  • Ik was het niet, het was volgens mij Joris, die jongen die  gisteren ook mee voetbalde.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Welke zin is goed geschreven?
A
de Televisie staat aan.
B
De televisie staat aan?
C
De televisie staat aan
D
De televisie staat aan.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is goed geschreven?
A
Oma? Kunt u mij de stroop aangeven?
B
Oma. Kunt u mij de stroop aangeven?
C
Oma, kunt u mij de stroop aangeven.
D
Oma, kunt u mij de stroop aangeven?

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel hoofdletters moeten in de zin: rob jansen gaat iedere maand naar texel voor zijn werk.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Antwoord C: 3
Rob Jansen gaat iedere maand naar Texel voor zijn werk.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je de volgende naam juist?
A
Freek van der Linden
B
Freek Van der Linden
C
Freek Van Der Linden
D
Freek van der linden

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: een uitroepteken gebruik je als je nadruk op de zin of het woord wil leggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Kloppen de leestekens in de zin: Hé jongens, ik ga naar huis.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Kloppen de leestekens in de zin:
Yara gaat vandaag huiswerk maken, een boek lezen, en sporten.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Waar moet de komma?
A
Als jij een film uitzoekt maak, ik het eten klaar.
B
Als jij een film uitzoekt maak ik het eten klaar.
C
Als jij een film uitzoekt, maak ik het eten klaar.
D
Als jij een film, uitzoekt maak ik het eten klaar.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is goed geschreven?
A
oef wat heb ik het warm!
B
Oef wat heb ik het warm.
C
Oef, wat heb ik het warm!
D
Oef, wat heb ik het warm.

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Waar moet de komma?
A
Ik rijd te hard want ik heb haast.
B
Ik rijd te hard, want ik heb haast.
C
Ik rijd te hard want ik heb haast.
D
Ik rijd te hard want, ik heb haast.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel komma's moeten in de zin: Beste mensen we vertrekken later omdat de boot later is.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Antwoord C: 2
Beste mensen, we vertrekken later, omdat de boot later is.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten Nu Nederlands
Maak de eerste drie opdrachten in Nu Nederlands online van hoofdstuk GRAM5, 5.2 Leestekens
Wanneer de verkorte route neemt, kun je wanneer je klaar bent verder met alle opdrachten.


Ben je klaar en heb je er nog geen genoeg van? Ga naar: https://virtueletraining.com/schrijven/leestekens/

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Ik vond deze oefeningen
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

wie heeft de opdracht gemaakt?
ingeleverd
bijna af
niet begonnen

Slide 30 - Poll

This item has no instructions

Ben je tevreden over het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

This item has no instructions