Jezus van Nazareth (joods) trok door Judea om zijn ideeën te vertellen.
Judea was in die tijd (1e eeuw na chr.) in het bezit van het Romeinse Rijk. Romeinen vonden Jezus een last en kruisigde hem.
De volgelingen van Jezus Christus - christenen- verspreidde de ideeën van Jezus over de Romeinse wereld. De Romeinse staat (keizers) vonden dit gevaarlijk. Veel christenen werden dan ook gedood.
Soms werden delen van een nieuw geloof deels door de Romeinen overgenomen, net als met het christendom.
In 380 n. Chr. werd het christendom een staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk.