This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
He has ... friends.
A
many
B
much
Slide 1 - Quiz
Much and many
Much and many betekenen allebei 'veel' Much gebruik je voor dingen die niet telbaar zijn Many gebruik je voor dingen die wel telbaar zijn
Slide 2 - Slide
There is ... milk in the fridge
A
much
B
many
Slide 3 - Quiz
This lady has ... cats
A
much
B
many
Slide 4 - Quiz
This book has ... pages
A
much
B
many
Slide 5 - Quiz
There is ... water in the pool
A
much
B
many
Slide 6 - Quiz
Maak een goede zin met many
Slide 7 - Open question
Maak een goede zin met much
Slide 8 - Open question
Bijvoegelijk naamwoord en bijwoord
Slide 9 - Slide
Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord -> mensen, dieren, planten, dingen. Woorden waar je de, het of een voor kunt zetten
Slide 10 - Slide
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord. Een woord dat zegt hoe iemand iets doet of hoe iets gebeurt.
Slide 11 - Slide
carefully
pink
funny
loudly
1 Sam cries ....
2 He likes ... movies
3 He drives ...
4 Mary wears a ... sweater
Slide 12 - Drag question
Oefenen voor het proefwerk
Ga oefenen met slim stampen Huiswerk: Maak de oefentoets op je ipad