Woorden 1.5 en 2.5 VWO

Welkom bij de Quiz Woorden :-)
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Welkom bij de Quiz Woorden :-)

Slide 1 - Slide

Maak een zin met het woord 'sensatie'.

Slide 2 - Mind map

Maak een zin met het woord 'manipuleren'.

Slide 3 - Mind map

3. Normaal gesproken rijden ze in de Gouden Koets (regel 25).
Wat betekent 'normaal gesproken'?

A
net als volgende week
B
vooral de laatste tijd
C
zoals het meestal is

Slide 4 - Quiz

Daar begint hij steevast mee.
Wat betekent 'steevast'?

A
allen bij nauwkeurig kijken merkbaar
B
over het algemeen
C
altijd, volgens een vaste gewoonte
D
zoals duidelijk wordt, blijkbaar

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem voor:

subtiel
A
fijntjes
B
roddelachtig
C
scherp oordeel
D
inhoudsloos; leeg

Slide 6 - Quiz

Wat niet weet, wat niet deert.
A
Wat je niet weet, hoef je ook niet te gaan leren.
B
Wat je niet weet, kun je je ook nooit gaan herinneren.
C
Als je iets niet weet, kun je je er ook niet aan ergeren.
D
Wat je niet weet, kun je ook niet goedmaken.

Slide 7 - Quiz

buitengewoon
A
bijzonder
B
iets wat buiten is
C
moeilijk
D
lelijk

Slide 8 - Quiz

eerzuchtig
A
arbitrair
B
ambitieus
C
arrogant
D
ergerlijk

Slide 9 - Quiz

Wat is het synoniem voor "buitengewoon"
A
boerderij
B
heel gewoon
C
bijzonder
D
vriendelijk

Slide 10 - Quiz

circa
A
blut
B
ongeveer
C
datum
D
precies

Slide 11 - Quiz

1) In de volgend zin is één woord in hoofdletters geschreven. Wat betekent dit woord?

Die man is ook niet bepaald SCHRANDER.
A
slank
B
Slim
C
lelijk
D
knap

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort bij de betekenis: graag iets willen bereiken?
A
Stimuleren
B
Leerprestatie
C
Pontificaal
D
Ambitieus

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'pontificaal'?
A
plechtig, uitgebreid
B
de wil om iets te bereiken
C
wederzijdse beïnvloeding
D
een plotseling eind in een verhaal

Slide 14 - Quiz

Wat is fysiek?
A
Houding en beweging
B
Stem, houding en gezicht
C
Gezichtsuitdrukkingen
D
Emoties zichtbaar en hoorbaar

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort bij deze betekenis: iemand die onderzoek doet en lesgeeft op de universiteit
A
doktersassistent
B
een professional
C
een uitvinder
D
een hoogleraar

Slide 16 - Quiz

Geef de betekenis van:
ergo
A
van alle kanten
B
alsof, zogenaamd
C
overig
D
dus

Slide 17 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste afbeeldingen.
leerprestaties
het onderscheid
je dag niet hebben
mentaal

Slide 18 - Drag question

schrander
A
slim
B
dom
C
geniaal
D
achterbaks

Slide 19 - Quiz

Er niet om malen ...
A
iets niet graag willen vertellen
B
iets niet belangrijk vinden
C
iets niet kunnen accepteren
D
iets niet durven kopen

Slide 20 - Quiz

Sleep de woorden naar de juiste afbeeldingen.
steevast
de overlast
brein
selecteren

Slide 21 - Drag question

Wat betekent ten minste?
A
hoe laag iets is.
B
niet minder dan
C
niet meer dan
D
hooguit

Slide 22 - Quiz

Wat is mentaal?
A
Lichamelijk
B
Geestelijk
C
Metaal
D
Een andere taal

Slide 23 - Quiz

Welk woord hoort bij deze betekenis: pech hebben.
A
onfortuinlijk zijn
B
deren
C
je dag niet hebben
D
gelazer hebben

Slide 24 - Quiz

Maak een zin met het woord 'effect' en 'sociaal' waarmee jij laat zien dat je de betekenis kent van deze woorden.

Slide 25 - Mind map