Retailrekenen hoofdstuk 1.1

              Retailrekenen hoofdstuk 1.1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

              Retailrekenen hoofdstuk 1.1

Slide 1 - Slide

1.1 Iets uitrekenen in procenten
Manier 1: Met een rekenregel
Bij deze manier deel je het bedrag waar je korting op geeft door 100. Je krijgt dan 1%.
Die uitkomst (1%) vermenigvuldig je met het percentage dat je wilt weten.

Slide 2 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Je vult hier het totale bedrag in.

Slide 3 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Je vult hier het totale bedrag in.
Dat bedrag is 100%

Slide 4 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Het totale bedrag deel je door honderd

Slide 5 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Het totale bedrag deel je door honderd.
Dan heb je 1%

Slide 6 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Daarna vermenigvuldig je met het gevraagde percentage. Bijv. de korting

Slide 7 - Slide

Manier 2: Met een verhoudingstabel.

Hier komt de uitkomst

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60
0,60

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60
0,60

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60
0,60
25

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60
0,60
25

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Een detaillist geeft op een trui van € 60 een korting van 25%

60
0,60
25
15

Slide 15 - Slide

             Pak je huiswerk
Je krijgt elke keer 20 seconden 

Slide 16 - Slide

Opdracht 2c.
6% van € 98 =
A
€ 588
B
€ 5,88
C
€ 58,80
D
€ 0,59

Slide 17 - Quiz

Opdracht 2e.
4% van € 564 =
A
€ 2,26
B
€ 225,60
C
€ 22,56
D
€ 0,23

Slide 18 - Quiz

Opdracht 3b.
23% van € 3.479,95
A
€ 800,39
B
€ 800,38
C
€ 80,03
D
€ 80,04

Slide 19 - Quiz

Opdracht 3d.
18% van € 2578,50
A
€ 464,13
B
€ 464,11
C
€ 464,12
D
€ 464,10

Slide 20 - Quiz

Opdracht 4a
Bereken hoeveel Khadija betaalt als zij nu een artikel met een normale prijs van € 125 koopt dat niet in de supersale zit.
A
€ 156,25
B
€ 81,25
C
€ 100
D
€ 62,50

Slide 21 - Quiz

Opdracht 5a. Regel 4:
6% van € 968,00.
Wat moet de klant betalen?
A
€ 58,08
B
€ 909,90
C
€ 58,10
D
€ 909,92

Slide 22 - Quiz

Opdracht 5b. Regel 1:
14% van € 3465,25
Hoeveel korting krijgt de klant?
A
€ 485,14
B
€ 485,13
C
€ 2980,11
D
€ 2980,12

Slide 23 - Quiz

Opdracht 5e. Regel 3:
30% van € 8.674,25
Hoeveel moet de klant betalen
A
€ 2602,27
B
€ 6.071,97
C
€ 6.071,98
D
€ 2602,28

Slide 24 - Quiz

Opdracht 6a
Bahar koopt op de website van H&M kledingstukken voor de volgende bedragen: € 24,95; € 19,50; € 59,95; € 35,00; € 9,95.
Bij het afrekenen vult ze een code in voor 20% korting.
Bereken voor Bahar voor welk bedrag ze totaal bestelt.
A
€ 149,50
B
€ 149,25
C
€ 149,35
D
€ 149,95

Slide 25 - Quiz

Opdracht 6b
Bahar koopt op de website van H&M kledingstukken voor de volgende bedragen: € 24,95; € 19,50; € 59,95; € 35,00; € 9,95.
Bij het afrekenen vult ze een code in voor 20% korting.
Bereken het bedrag van de korting dat Bahar krijgt
A
€ 29,87
B
€ 29,88
C
€ 28,97
D
€ 28,98

Slide 26 - Quiz

Nu hoofdstuk 1.2

Slide 27 - Slide