PAST CONTINUOUS (+ past simple)

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

VERLEDEN TIJD

PAST CONTINUOUS
(+ past simple)

verleden tijd

Je kunt de verleden tijd op meer manieren zeggen:

Ik wandelde in het park

I walked in the park

verleden tijd

Je kunt de verleden tijd op meer manieren zeggen:

Ik wandelde in het park

Ik was aan het wandelen in het park

I walked in the park

I was walking in the park

verleden tijd

Dit kan ook in het Engels

Ik wandelde in het park

Ik was aan het wandelen in het park

PAST SIMPLE

I walked in the park

I was walking in the park

PAST CONTINUOUS

verleden tijd

PAST SIMPLE

I walked in the park

He ate an apple

Fred worked in a restaurant

My parents bought a new car

We didn't sleep in a hotel 

verleden tijd

PAST SIMPLE

I walked in the park last weekend 

He ate an apple this morning

Fred worked in a restaurant last summer

My parents bought a new car yesterday

We didn't sleep in a hotel last night

wanneer de tijd heel belangrijk is

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

...gebruik je om aan te geven dat iets aan de gang was in de verleden tijd...

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

...deze regel is iets vager, omat het vaak geen signaalwoorden heeft...

...er staat meestal GEEN tijd in...

...gebruik je om aan te geven dat iets aan de gang was in de verleden tijd...

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

I was walking with a friend

We were watching a film

Angela wasn't studying  

My parents were dancing

Oliver and Suze were dating

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

was/were werkwoord+ing 

I was studying for hours.

George was asking for help.

We were eating a pizza.

Were you playing a game?

She wasn't waiting for the bus (-)

Hoe maak je de 'past continuous'?

1. am/are/is + werkwoord + ing
2. was/were + werkwoord + ing
3. was/were + werkwoord + ed
4. had + werkwoord + ing

Welke is de
'past continuous'?

1. Eric was playing a video game
2. Eric has played a video game
3. Eric played a video game
4. Eric is playing a video game

Vul de juiste Past Continuous-vorm in:
I ____________ with the Queen.

1. was talking
2. talked
3. am talking
4. talk

Vul de juiste Past Continuous-vorm in:
My teacher ___________ to her students.

1. listened
2. doesn't listen
3. can listen
4. wasn't listening

Maak de Past Continuous:
We ________ (walk) at the beach

Maak de Past Continuous:
Vic ________ (ask) for help

Maak de Past Continuous:
The pilot ________ (fly) a plane

Maak de Past Continuous:
They ________ (not wait) for the bus

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

&

PAST SIMPLE

...beide vormen worden vaak gecombineerd...

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

&

PAST SIMPLE

...beide vormen worden vaak gecombineerd...

Ik was huiswerk aan het maken, toen mijn computer crashte.

Eric en zijn vriendin waren aan het fietsen, toen zijn band knapte.

verleden tijd

PAST SIMPLE

              PAST CONTINUOUS

verleden tijd

My computer crashed

I was doing my homework, when

verleden tijd

PAST CONTINUOUS

&

PAST SIMPLE

...even oefenen...

PAST CONTINUOUS

PAST SIMPLE

I was doing my homework

Amy was sleeping

We were eating a hamburger

They were waiting for the bus

John was watching TV

She was parking her car

My friends were asking for help

Gus and Ann were studying

You were sitting in the sauna

My friends were playing a game

I was flying a plane

The president was having a dinner

the car crashed

the house burned down

the robbers entered the place

his mam walked in

the battery exploded

the child ran away

the teacher got angry

the dog started barking

My dad came in

I stopped singing

Harold threw up

Erin called in

WHEN