quiz 1.1 t/m 1.3

Waarom werd het verenigd Koninkrijk der Nederland gesticht in 1815?
A
Omdat Koning Willem 1 België en Luxenburg had veroverd op 8 juli 1814
B
Omdat de grote Europese landen een sterk land tussen Frankrijk en de rest van Europa wilde hebben
C
Omdat België, Luxenburg en Nederland altijd al samen één land wilden zijn
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Waarom werd het verenigd Koninkrijk der Nederland gesticht in 1815?
A
Omdat Koning Willem 1 België en Luxenburg had veroverd op 8 juli 1814
B
Omdat de grote Europese landen een sterk land tussen Frankrijk en de rest van Europa wilde hebben
C
Omdat België, Luxenburg en Nederland altijd al samen één land wilden zijn

Slide 1 - Quiz

wanneer was de Belgische opstand?
A
1825
B
1830
C
1815
D
1803

Slide 2 - Quiz

In welk jaar kreeg Nederland voor het eerst een Nederlandse koning?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 3 - Quiz

4. Wat is een gevolg van de Belgische Opstand van 1830?
A
België wordt onafhankelijk van Nederland in 1839
B
Vanaf 1830 komt het nationalisme op
C
Napoleon wordt definitief verslagen te Waterloo
D
Dat een gedeelte van België de Franse taal ging spreken

Slide 4 - Quiz

Wat was GÉÉN reden voor de Belgische opstand
A
Belgen moesten verplicht Nederlands spreken
B
De Belgen moesten meebetalen aan de enorme Hollandse schulden
C
Alle goede baantjes gingen naar de Hollanders
D
Het Noorden was Protestants, het Zuiden katholiek. Daarom verplichte Willem alle Belgen om katholiek te worden

Slide 5 - Quiz

Nederland is een...
A
democratie
B
monarchie
C
parlementaire democratie
D
constitutionele monarchie

Slide 6 - Quiz

Constitutie is hetzelfde als monarchie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

In 1830 voerde koning Willem I in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in.

Hoe werkt het cultuurstelsel?
A
Je mag je eigen stukje grond houden
B
Je moet 1/5 deel verplicht verbouwen voor de Nederlanders
C
Je moet specerijen verbouwen voor de Nederlanders
D
Je moet een handelsmonopolie opbouwen

Slide 8 - Quiz

Waarom hadden liberalen kritiek op het cultuurstelsel?
A
Overheid moet zich niet bemoeien met economie
B
Cultuurstelsel is niet winstgevend
C
Het cultuurstelsel werkt te traag
D
De overheid voert het cultuurstelsel niet goed uit

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?
A
Ethische politiek Cultuurstelsel Agrarische wet
B
Ethische politiek Agrarische wet Cultuurstelsel
C
Ethische politiek & cultuurstelsel gelijktijdig Agrarische wet
D
Cultuurstelsel Agrarische wet Ethische politiek

Slide 10 - Quiz

Multatuli was een voorstander van het cultuurstelsel.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz


Op welk eiland werd het cultuurstelsel ingevoerd?
A
Sumatra
B
Java
C
Bali
D
Molukken

Slide 12 - Quiz

In welk jaar werd het
cultuurstelsel ingevoerd?
A
1830
B
1848
C
1874
D
1917

Slide 13 - Quiz

Welk bedrijf was verantwoordelijk voor het cultuurstelsel
A
VOC
B
HMA
C
VED
D
NHM

Slide 14 - Quiz

Welke maatregel hoort niet bij de ethische politiek.
A
Vaccinaties
B
Irrigatie landbouw
C
Onderdrukking nationalisme
D
Medische hulpposten

Slide 15 - Quiz

Met de ethische politiek uit 1900 wilde de Nederlanders, de Indonesiërs heropvoeden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Welk onbedoeld gevolg had de ethische politiek
A
Soekarno werd vrijgelaten.
B
Nationalisme onder Indonesiërs werd sterker.
C
Kinderen werden nu ingeënt tegen ziektes.
D
Indonesiërs kregen meer te zeggen in de Volksraad.

Slide 17 - Quiz

Hoe heet
dit dure
porselein?
A
Dordrechts Blauw
B
Deventers Blauw
C
Den Haags Blaauw
D
Delfts Blauw

Slide 18 - Quiz

Veel boeren richten zich op één soort landbouw dat doen ze om meer te kunnen produceren hoe wordt dat genoemd?
A
gemengde landbouw
B
intensivering
C
mechanisatie
D
specialisatie

Slide 19 - Quiz

Producten opslaan om later te verhandelen noem je:
A
handelskapitalisme
B
stapelmarkt
C
VOC-principe
D
pakhuispolitiek

Slide 20 - Quiz

Transitohandel is
A
kapitaalintesief
B
vergelijkbaar met de stapelmarkt in de 17e eeuw
C
doorvoerhandel
D
duur

Slide 21 - Quiz