This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1 Stoffen en Materialen
Par. 1.3 en 1.4 Dichtheid
En zinken, drijven, zweven
Slide 1 - Slide
Aluminium
Elk blokje van één kubieke centimeter weegt 2,7 g
Glas
Elke kubieke centimeter weegt 2,5 gram
Lood
Elke kubieke centimeter weegt 11,3 gram
Hout
Elke kubieke centimeter weegt 0,7 gram
Slide 2 - Slide
Stofeigenschappen die je kunt vinden in BINAS, tabel 15 en 16.
Bijvoorbeeld de dichtheid van stoffen.
Dichtheid is: de massa per kubieke centimeter.
Slide 3 - Slide
Dichtheid
Voordat je de dichtheid kunt berekenen
heb je twee gegevens nodig:
1 de massa
2 het volume
Slide 4 - Slide
Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.
Slide 5 - Slide
Volume (I)
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
Slide 6 - Slide
Volume (II)
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.
volume =
lengte x breedte x hoogte
Slide 7 - Slide
Dichtheid
Dichtheid is een grootheid
èn stofeigenschap.
Eenheid is:
Of:
Het geeft dus aan hoeveel een stof weegt per volume-eenheid
cm3g
m3kg
Slide 8 - Slide
Dichtheid berekenen
De formule voor dichtheid is:
Dichtheid=volumemassa
ρ=Vm
Slide 9 - Slide
Rekenen aan dichtheid
= dichtheid in g/cm3 of kg/m3
m = massa in gram (g) of kilogram (kg)
V = volume in cm3 of m3
ρ=Vm
ρ
Slide 10 - Slide
Rekenen aan dichtheid
Je berekent de dichtheid met de volgende formule:
In formulevorm:
Dichtheid=volumemassa
ρ=Vm
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Bereken de dichtheid van het blokje.
m = 324 g
V = 4 x 3 x 10 = 120 cm3
ρ = m:V = 324 : 120 = 2,70 g/cm3
Dit is dus waarschijnlijk aluminium
Slide 12 - Slide
Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid. Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte
Slide 13 - Quiz
Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp?
A
dichtheid =
massa x volume
B
dichtheid =
massa : volume
C
dichtheid =
volume : massa
D
dichtheid =
eindstand - beginstand
Slide 14 - Quiz
Massa bepaal je met een..................... .
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 15 - Quiz
Volume kun je bepalen met een................
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder
Slide 16 - Quiz
Hoe kunt je het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen?
A
V = Πxr2
B
V = Πxr2 x h
C
V = l x b
D
V = l x b x h
Slide 17 - Quiz
Een steen wordt ondergedompeld in water. Beginstand: 15 mL. Eindstand: 24 mL Wat is het volume van de steen?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3
Slide 18 - Quiz
De massa van een voorwerp is 10 g. Het volume is 5 cm3. Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3
Slide 19 - Quiz
De massa van een voorwerp is 5 g. Het volume is 10 cm3. Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3
Slide 20 - Quiz
Een gouden ketting heeft een massa van 35 g. De dichtheid van goud is 19,3 g/cm3. Bereken het volume.
A
35 : 19,3 = 1,8 cm3
B
19,3 : 35 = 0,55 cm3
C
35 x 19,3 = 675,5 cm3
Slide 21 - Quiz
De dichtheid = 2,5 g/cm3. Het volume = 4 cm3. Bereken de massa.
A
4 : 2,5 = 1,6 g
B
2,5 : 4 = 0,625 g
C
2,5 x 4 = 10 g
Slide 22 - Quiz
De massa = 15 g. De dichtheid = 3 g/cm3 Bereken het volume.
A
15 : 3 = 5 cm3
B
3 : 15 = 0,2 cm3
C
15 x 3 = 45 cm3
Slide 23 - Quiz
Zinken, zweven & drijven
Slide 24 - Slide
Zinken
Als één stof een grotere dichtheid heeft dan de andere stof zal deze zinken in de andere stof
De lepels hebben een grotere dichtheid dan het water; zinken
Slide 25 - Slide
Zweven
Als twee stoffen dezelfde dichtheid hebben "zweeft" een stof in de andere stof.
Vissen behouden dezelfde dichtheid van water (1.00 g/cm3) door middel van hun zwemblaas; ze zweven
Slide 26 - Slide
Drijven
Als één stof een kleinere dichtheid heeft dan de andere stof blijft deze stof drijven
Het badeendje heeft een lagere dichtheid dan water: drijven
Slide 27 - Slide
Waarom drijft ijs op water?
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Video
Leg uit waarom het ene blikje cola zinkt en het andere drijft
Slide 31 - Open question
Water heeft een dichtheid van 1,0 g/cm3. IJzer heeft een dichtheid van 7,8 g/cm3. Hierdoor zou ....
A
IJzer drijven
B
IJzer zweven
C
Ijzer zinken
Slide 32 - Quiz
Kwik is een metaal met een aantal bijzondere eigenschappen. Het is het enige metaal dat bij kamertemperatuur vloeibaar is. Bijna alles blijft drijven op kwik. Vergelijk de dicht van de munt A met de dichtheid van kwik.
A
de dichtheid van de munt is even groot als de dichtheid van kwik
B
de dichtheid van de munt is groter dan de dichtheid van kwik
C
De dichtheid van de munt is kleiner dan de dichtheid van kwik