Havo 1 week 47

1 / 32
next
Slide 1: Slide
FransVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Le programme d'aujourd'hui
*Vocabulaire A/B
*Grammaire C (les verbes en -er)
*Un petit test

Slide 12 - Slide

Les objectifs
*Je kunt regelmatige werkwoorden op -er vervoegen en gebruiken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Comment tu t'appelles?
Tu es français?
Tu habites où?
C'est une ville ou un village?
Comment s'appelle le collège?
Quel est ton hobby?
J'habite à Arnhem.
J'aime le foot.
C'est un village.
Je m'appelle Simon.
Non, je suis néerlandais.
Le collège s'appelle OBC Bemmel.

Slide 15 - Drag question

la matière
A
het boek
B
de week
C
het vak
D
de klas

Slide 16 - Quiz

Wat is je lievelingsvak?
A
Qu’est-ce que ta matière préférée?
B
Qui est ta prof préférée?
C
Quelle est ta matière préférée?
D
Qu’est-ce qu’il y a à l'école?

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Mon collège
1. Tu vas à quel collège?
2. Tu es en quelle classe?
3. C'est qui/qui est, ton prof principal/ ton prof de maths/ton prof d'anglais/...?
4. Il/elle est comment? (Comment tu trouves le/la prof?
5. Tu aimes les maths/l'histoire ...?
6. Tu as de bonnes notes?
7. Tu habites loin du collège/de l'école?
8. A quelle heure tu commences le lundi/mardi/...?
9. Quelle est ta matière préférée? et pourquoi?
10. Qu'est-ce que tu fais après l'école?




Slide 19 - Slide

                faire les sources B et C.
                   
sur l'ordinateur portable / dans le livre d'exercices.
en binômes (2).
20 minutes.
je kunt werkwoorden op -er vervoegen.
apprendre vocabulaire / continuer le travail / répéter chapitre 1.
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Les verbes réguliers en -ER

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Wat is stap 1 bij werkwoorden op -er
A
Schrijf de stam op
B
Persoonlijke voornaamwoorden opschrijven
C
Uitgangen erbij zetten

Slide 24 - Quiz

Wat is stap 2 bij werkwoorden op -ER
A
niks
B
-ER eraf halen
C
De uitgangen er bij zetten

Slide 25 - Quiz

Wat is stap 3 bij werkwoorden op -ER
A
niks
B
-ER eraf halen
C
De uitgangen er bij zetten

Slide 26 - Quiz

Bij regelmatige werkwoorden op -ER
krijgt 'tu' uitgang
A
e
B
es
C
t
D
ez

Slide 27 - Quiz

Bij regelmatige werkwoorden op -ER
krijgt 'vous' uitgang
A
e
B
ens
C
ons
D
ez

Slide 28 - Quiz

Werkwoorden op ER
Nous trouv...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 29 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez

Slide 30 - Quiz

Werkwoorden op ER
Elles cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide