Aan het einde van deze les kun je personal pronouns gebruiken in combinatie met have got/has got in positieve en negatieve zinnen.
Slide 2 - Slide
Personal Pronouns
Personal pronouns zijn woorden die we gebruiken om naar personen of dingen te verwijzen. Bijvoorbeeld: I, you, he, she, it, we, they.
Slide 3 - Slide
Have Got - Positief
Have got wordt gebruikt om te praten over bezit of eigenschappen. Bijvoorbeeld: I have got a dog. She has got blue eyes.
Slide 4 - Slide
Have Got - Negatief
In negatieve zinnen gebruiken we haven't got voor I, you, we, they en hasn't got voor he, she, it. Bijvoorbeeld: I haven't got a cat. She hasn't got a car.
Slide 5 - Slide
Has Got - Positief
Has got wordt gebruikt met he, she, it om te praten over bezit of eigenschappen. Bijvoorbeeld: He has got a bike. She has got long hair.
Slide 6 - Slide
Has Got - Negatief
In negatieve zinnen gebruiken we hasn't got voor he, she, it. Bijvoorbeeld: He hasn't got a laptop. She hasn't got a job.
Slide 7 - Slide
Oefening: Personal Pronouns
Vul de ontbrekende personal pronouns in: ___ have got a cat. ___ has got a red car. ___ haven't got any siblings. ___ hasn't got a dog.
Slide 8 - Slide
Oefening: Have Got - Positief
Maak positieve zinnen met have got voor de gegeven onderwerpen: I / a book, She / a new phone, We / a big house.
Slide 9 - Slide
Oefening: Have Got - Negatief
Maak negatieve zinnen met haven't got of hasn't got voor de gegeven onderwerpen: I / a pet, She / any money, They / a car.
Slide 10 - Slide
Oefening: Has Got - Positief
Maak positieve zinnen met has got voor de gegeven onderwerpen: He / a job, She / a new dress, It / a big garden.
Slide 11 - Slide
Oefening: Has Got - Negatief
Maak negatieve zinnen met hasn't got voor de gegeven onderwerpen: He / any friends, She / a bike, It / a name.
Slide 12 - Slide
Samenvatting
Personal pronouns zijn woorden om naar personen of dingen te verwijzen. Have got wordt gebruikt voor bezit/eigenschappen en hasn't got in negatieve zinnen. Has got wordt gebruikt voor bezit/eigenschappen en hasn't got in negatieve zinnen.
Slide 13 - Slide
Quiz
Beantwoord de volgende vragen: 1. Welk woord gebruiken we om naar personen of dingen te verwijzen? 2. Hoe zeg je 'I have got a cat' in een negatieve zin? 3. Vervolledig: She ___ got any brothers.
Slide 14 - Slide
Antwoorden Quiz
1. Personal pronouns 2. I haven't got a cat 3. hasn't
Slide 15 - Slide
Praktijkopdracht
Schrijf een korte tekst over jezelf en gebruik personal pronouns en have got/has got in positieve en negatieve zinnen.
Slide 16 - Slide
Evaluatie
Wat vond je van deze les? Wat heb je geleerd? Wat vond je moeilijk? Heb je nog vragen?