Waar was je; hoe zag het er uit? In een weiland, op een brug, in een rokerige kamer….
Hoe oud was je? Ga terug naar hoe je je toen voelde…
Wie was er nog meer? Wie is niet ‘mijn vrienden’ , ‘de familie’, Wie is een specifiek persoon. Bijvoorbeeld: mijn oma en mijn moeder, de buurvrouw met de korte haren.
Wat gebeurde er toen? Maak een filmpje in je hoofd..
Wat vond je daarvan? Je werd blij, bang, boos, verdrietig….
Welke kleuren zie je? Niet: ‘veel kleuren’, maar: het harde roze van de roos, of het vaalblauwe van
de lucht in dat speciale seizoen.
Hoe ruikt het er? Als natte voetbalschoenen, een pasgewassen laken, een boek dat jaren in de kast heeft gestaan, een pasgewassen baby, als in een snoepwinkel…
Hoe klinkt het er? Kwetterende vogels, stampende muziek, je hoort niets…….