This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Agenda
Herhalen stof van voor de vakantie (±5min)
Starten par. 4 (±10min).
Zelf aan de slag
Om 10.15zie ik jullie weer
Slide 2 - Slide
Sleep de onderdelen op de juiste plaats!
Stadscentrum
CBD
Suburbs
Slide 3 - Drag question
Welk begrip past bij deze betekenis? Een stad met de daaraan vastgegroeide voorsteden en dorpen
A
Metropool
B
CBD
C
Agglomeratie
D
Downtown
Slide 4 - Quiz
Hoe noemen we migratie van groepen mensen met bepaalde kenmerken, zoals leeftijd, inkomen of opleidingsniveau?
A
Emigratie
B
Migratie
C
Selectieve migratie
D
Selectieve emigratie
Slide 5 - Quiz
Waar gingen de fabrieken en kantoren heen nadat veel klanten wegtrokken?
A
Downtown
B
De centrale stad
C
Etnische wijken
D
Edge cities
Slide 6 - Quiz
Waar trokken de welvarende bewoners heen?
A
Suburbs
B
Downtown
C
Etnische wijken
D
De centrale stad
Slide 7 - Quiz
Weer een beetje bij?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Verhuizingen naar sunbelt
Slide 10 - Slide
Manufacturing belt
Kenmerken van het noordoosten van de V.S.:
- dichtbevolkt
- snowbelt / frostbelt
- vroeger: zware industrie --> lagelonenlanden
- nu: hightechindustrie en dienstensector
Slide 11 - Slide
Sunbelt
Kenmerken van het zuiden en westen van de V.S.:
- zonnig --> sunbelt
- moderne bedrijven in lichte industrie en dienstensector
- footloose --> aantrekkelijke omgeving en klimaat
- tech hubs zoals Silicon Valley
- goedkope arbeidskrachten --> maquiladoras --> assemblage (apparaten worden in elkaar gezet)
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Wat nu te doen?
Zorg ervoor dat je aan de slag gaat met je werkboek.
Dus maak par. 4 opdr. 1 t/m 7. De andere paragrafen al af?
Ik zie jullie om 10.15
Slide 14 - Slide
Los Angeles: hoe gegroeid?
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Iemand doet twee uitspraken: I In Los Angeles is sprake van urban sprawl. II Los Angeles is een metropool. Welke uitspraak is juist?
A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.
Slide 21 - Quiz
Iemand doet twee uitspraken: I De maquiladoras in figuur 3 uit je boek trekken vooral arbeidsmigranten uit de V.S. aan. II In figuur 2 zie je absolute bevolkingscijfers.
A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.
Slide 22 - Quiz
Wat zijn ‘melting pot’-staten? Leg uit waarom juist deze staten ‘melting pot’-staten zijn.