CKV Klas 4 Theaterscene schrijven P1

Teksttoneel
Veel theatervoorstellingen starten vanuit een tekst die een toneelschrijver 
heeft geschreven. 

Soms wordt de tekst in samenwerking met de regisseur en de acteurs ontwikkeld. Vaak wordt ook een bestaande theatertekst gebruikt, bijvoorbeeld van een toneelschrijver uit het verleden wiens werk nog altijd 
relevant is.


1 / 15
next
Slide 1: Slide
DramaMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Teksttoneel
Veel theatervoorstellingen starten vanuit een tekst die een toneelschrijver 
heeft geschreven. 

Soms wordt de tekst in samenwerking met de regisseur en de acteurs ontwikkeld. Vaak wordt ook een bestaande theatertekst gebruikt, bijvoorbeeld van een toneelschrijver uit het verleden wiens werk nog altijd 
relevant is.


Slide 1 - Slide

Wat is een dialoog?


Voor een dialoog heb je minimaal twee personages nodig: een protagonist 
(het personage dat iets wil bereiken) 
en een antagonist 
(het personage dat de protagonist tegenwerkt)

In de meeste verhalen is er sprake van een protagonist en een antagonist, denk maar eens aan een sprookje: kun je de twee partijen benoemen?


Slide 2 - Slide

Context = belangrijk

PERSONAGE: Wie spreekt er?
PUBLIEK: Wie luistert er?
LOCATIE: Waar zijn ze?
DOEL: Wat wil je zien gebeuren?





De beste manier om een dialoog te begrijpen is om de context te bepalen. Dit helpt het publiek te begrijpen wat er wordt gezegd en waarom.


Slide 3 - Slide

Spelgegevens
Belangrijk om een verhaal te kunnen spelen
De 5 W'S:
WIE?
WAT?
WAAR?
WANNEER?
WAAROM?


Slide 4 - Slide

Conflict


Er is tussen die twee personages sprake van een conflict: dat hoeft niet direct een enorme ruzie te zijn maar kan ook een dilemma, misverstand, meningsverschil of probleem zijn...





Slide 5 - Slide

spanningsboog
Expositie; De 5 W’s worden duidelijk

Motorisch moment; Start conflict 

Ontwikkeling; Hoe wordt het conflict aangepakt/ geprobeerd op te lossen? 

Climax; Hoogtepunt van de spanning, het is duidelijk of/ hoe het conflict is opgelost. 

Afloop; Hoe eindigt de scène 

Slide 6 - Slide

Opdracht 1: dialoog
De opdracht:
We gaan een dialoog lezen




Slide 7 - Slide

Dialoog uit Wachten op Godot

Vladimir: Geef toe dat jij ook eigenlijk tevreden bent. 
Estragon: Tevreden waarover?
Vladimir: Omdat je me terug-gevonden hebt.
Estragon: Denk je?
Vladimir: Zeg het, zelfs als het niet waar is.
Estragon: Wat moet ik zeggen? 
 1.

Vladimir: Zeg: Ik ben tevreden.
Estragon: Ik ben tevreden.
Vladimir: Ik ook.
Estragon: Ik ook.
Vladimir: Wij zijn tevreden.
Estragon: Wij zijn tevreden. (PAUZE) Wat zullen we doen, nu we tevreden zijn?
Vladimir: We wachten op Godot.
Estragon: O ja.

2.

Slide 8 - Slide

Fragment Wachten op Godot

VLADIMIR 
Hij zei niet zeker dat hij zou komen. 
ESTRAGON 
En als hij niet komt? 
VLADIMIR 
We komen morgen terug. 
ESTRAGON 
En dan overmorgen. 
VLADIMIR 
Mogelijk. 
ESTRAGON 
En ga zo maar door. 
1






VLADIMIR 
Het punt is - 
ESTRAGON 
Tot hij komt. 
VLADIMIR 
Je bent genadeloos. 
ESTRAGON 
We kwamen hier gisteren. 
VLADIMIR 
Ah nee, daar vergis je je in. 


2

Slide 9 - Slide

Aan de slag met opdracht 2
Je maakt een duo of trio
Je schrijft een scene van minimaal 1,5 bladzijde

De scene heeft eerst drie W's nodig..
Kom naar me toe voor het draaien van het RAD.

Slide 10 - Slide

Volgende les
We gaan de scenes lezen met elkaar

Slide 11 - Slide

WIE

Slide 12 - Slide

WAAR

Slide 13 - Slide

WAT

Slide 14 - Slide

Scene klaar?


Inleveren maar!

Slide 15 - Slide