Maak zelf toetsvragen bij de tekst.
-Dan maak ik er een Kahoot! van.
-Vragen: zorg dat de leerlingen uit twee antwoorden moeten kiezen. A. B.
-Gebruik bij het maken van je vragen de 5W en 1h vragen.
Wat? Wat is er gebeurd? (gebeurtenis, situatie)
Wie? Om wie gaat het in het verhaal? (welke persoon of personen)
Wanneer? Wanneer vond het plaats? (datum, tijdstip, moment)
Waar? Waar is het gebeurd? (plaats, locatie)
Waarom? Waarom is iets gebeurd? (reden)
Hoe? Hoe is het gebeurd of hoe is het afgelopen (manier waarop)