Tekstverbanden en signaalwoorden 2

Nederlands
woensdag 6e lesuur
12.45-13.30

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
woensdag 6e lesuur
12.45-13.30

Slide 1 - Slide

Planning
1. Opstarten 
2. Lezen 
3. Uitleg 
4. Huiswerk 
5. Aan de slag 
6. Afsluiten 

Slide 2 - Slide

Spullen op orde?
Boek en schrift
Agenda
iPad (ook opgeladen)
Pen

Slide 3 - Slide

Hoe kom je binnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Lezen 
timer
10:00

Slide 5 - Slide

In paragraaf 4 leer je
tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 6 - Slide

Eens kijken wat je al weet. 

Slide 7 - Slide

Aan welke van de volgende twee worden kun je zien dat er een tegenstelling in een tekst staat?
A
maar, toch
B
en, want
C
dus, daarom

Slide 8 - Quiz

Wat betekend onder het genot van..
A
ergens onder zitten
B
niets gezelliger vinden
C
samen iets doen
D
terwijl je geniet van iets

Slide 9 - Quiz

Wat is een synoniem voor 'amusant'?
A
grappig
B
leuk
C
reuze
D
speciaal

Slide 10 - Quiz

Ik vind dat je jouw huis mooi en [kleurloos/ smaakvol] hebt ingericht.

Slide 11 - Open question

Het [uitbouwen / studieadvies] is niet goed gegaan, er zaten fouten in het ontwerp van het dak.

Slide 12 - Open question

Wat is de betekenis van 'onbetrouwbaar'?
A
niet opnieuw trouwen
B
niet te vertrouwen

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van 'ontkomen'?
A
ontdekken
B
wegkomen

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van 'op je wenken bediend worden'?
A
een nieuwe winkel openen
B
iets heel erg missen
C
krijgen wat je graag wilt
D
aangeven wat je mist

Slide 15 - Quiz

Uitleg
We gaan door met Lezen P.4 
Open je boek op blz. 25

Vandaag maken jullie opdr. 3 en 4 af. 

Slide 16 - Slide

Belangrijk!
tekst verbanden en signaal woorden. 

Slide 17 - Slide

3 soorten tekstverbanden
  1. Opsomming
  2.  Tijdsvolgorde 
  3. Voorbeeld

Slide 18 - Slide

De signaal woorden
  1. Opsomming
    ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte, en.
  2.  Tijdsvolgorde 
    vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.
  3. Voorbeeld
    Er zijn veel vakmensen betrokken bij het maken van een game, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Huiswerk
Donderdag 14 september 
NL: M: opdr. 3 en 4 op blz. 25

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Maak nu zelfstandig opdr. 3 en 4 op blz. 

Heb je vragen? Steek dan je vinger op. 

Slide 22 - Slide

Afsluiten
Dat was 'm weer voor vandaag. 
Super gewerkt toppers!

Tot morgen! 

Slide 23 - Slide