3.1 Serieschakeling & 3.2 Parallelschakeling

Klas 4 
H3 Elektrische stroom
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Klas 4 
H3 Elektrische stroom

Slide 1 - Slide

Serieschakeling
  • In een serieschakeling staan alle apparaten in één stroomkring 

  • Stroomkring open => geen stroom
  • Stroomkring dicht => stroom 

Slide 2 - Slide

Stroommeter (Amperemeter)
  • Altijd in Serie aansluiten
  • Meet de sterkte van de stroom door de draad
  • aangeven in Ampére (A) 
  • Heeft 4 aansluitingen => Bus
  • Zwart => aansluiten van de plus
  • Rood => aansluiten van de min                5 A        0,5 A       0,05 A

Slide 3 - Slide

     stroommeter aansluiten - schema

Slide 4 - Slide

Serieschakeling
Apparaten die ALTIJD in serie worden geschakeld:
  • Schakelaar
  • Stroommeter
  • Smeltveiligheid

Slide 5 - Slide

Zekering/smeltveiligheid

Slide 6 - Slide

Parallelschakeling
  • In een parallelschakeling staat elk apparaat in een aparte stroomkring

  • Elke lamp heeft zijn eigen stroomkring

Slide 7 - Slide

Spanningsmeter (Voltmeter)
  • De spanningsmeter meet het spanningsverschil van bv lampje       => altijd parallel aansluiten

  • Dit geef je aan in Volt (V)

Slide 8 - Slide

Verschil tussen parallel en serie schakeling

Slide 9 - Slide

Weerstand
  • Weerstand = tegenwerking

  • Hoe groter de waarde van de weerstand
  •  => hoe moeilijker de stroom er door gaat 
  • =>  hoe lager de stroomsterkte

  • Weerstanden kunnen erg warm worden als er stroom doorheen loopt (bv soldeerbout, lijmpistool)


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Onthouden!
  • In een gesloten stroomkring loopt stroom. In een open stroomkring loopt geen stroom.

  • In een serieschakeling staan alle apparaten in één stroomkring.
  • Apparaten die altijd in serie worden geschakeld => schakelaar, smeltveiligheid,  stroommeter (ampèremeter)
  • In een parallelschakeling heeft ieder apparaat een eigen stroomkring. 

  • Een stroommeter meet de sterkte van de stroom door een draad. Wordt aangegeven in ampère (A).
  • Een weerstand is een elektrisch apparaatje dat de stroom tegenwerkt.
  • Als de weerstand groter wordt, wordt de stroom kleiner.
  • De spanning op een apparaat meet je met een spanningsmeter (voltmeter). Wordt aangegeven in volt (V).
  • Een spanningsmeter wordt altijd parallel geschakeld.

  • NTC: Temperatuur
  • LDR: Licht
  • Resistief touchscreen: Aanraking



Slide 12 - Slide

Dit is het symbool van een
A
Batterij
B
Lampje
C
Weerstand
D
Draad

Slide 13 - Quiz

Dit is het symbool van een
A
Gesloten schakelaar
B
Open schakelaar
C
Draadbreuk
D
Batterij

Slide 14 - Quiz

De eenheid van

Elektrische spanning
A
Ampere
B
Ohm
C
Meter
D
Volt

Slide 15 - Quiz

Het apparaat achter een "open schakelaar" is
A
aan
B
uit

Slide 16 - Quiz

Een schakelaar staat altijd
.......
met een apparaat.
Wat moet op de puntjes?
A
In serie
B
Parallel
C
In dezelfde stroomkring
D
In een andere stroomkring

Slide 17 - Quiz

Wat is een

Parallelschakeling
A
Waar alle netjes naast elkaar ligt
B
Waar alles netjes achter elkaar ligt
C
Een schakeling met meerdere stroomkringen
D
Een schakeling met één stroomkring

Slide 18 - Quiz

Weerstand meten
  • De weerstand met je met een                                        multimeter of een Ohm-meter

  • Wordt aangegeven in Ohm (Ω)

  • Hoe hoger de waarde, hoe hoger de weerstand

Slide 19 - Slide

Weerstanden
  • NTC: Gevoelig voor verandering in temperatuur (temperatuursensor) 
  •    Temp omhoog =>  weerstand lager
  •    vb thermostaat

  • LDR: Gevoelig voor verandering voor licht (lichtsensor),
  •    Veel licht => weerstand kleiner 
  •    bv straatverlichting

  • Resistief touchscreen: Gevoelig voor aanraking van bv beeldscherm
  •    Bevat 4 weerstanden (om nauwkeurig te bepalen waar je het scherm raakt)
  •    bv touchscreen mobiele telefoon


Slide 20 - Slide