K economie in Europa (2)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Nakijken

Pak je boek

Kader: blz. 116

Opdracht 1

a. eigen antwoord

b. Je hoeft geen geld te wisselen. Je hoeft geen bedragen om te rekenen.

Opdracht 2

a. Veel mensen willen een product

b.  Er is veel van een product (gemaakt)

c. Er moeten bergen en sneeuw zijn

d. Een nat klimaat

e.

Opdracht 3

a. markt, 

b. veiling, 

c. meeste, 

d. interne markt, 

e. import,

f export

Opdracht 4

Bloemen en planten worden op de veiling verhandeld.

30

In Spanje is aanbod van sinaasappels

28,

Waar vraag is, worden geïmporteerde sinaasappels verkocht.

29

Opdracht 5

Door de interne markt zijn er veel concurrenten bijgekomen.

De totale invoer en uitvoer

Sinaasappels

Situatie: In Spanje worden er sinaasappels verbouwd. In Nederland zijn er veel mensen die graag sinaasappels willen hebben. Spanje verkoopt de sinaasappels aan Nederland.

Waar is in de voorgenoemde situatie 'vraag' naar?

Welke partij zorgt hier voor het 'aanbod'?

1. Spanje
2. Nederland

Wat voor gebied is Nederland voor Spanje in de situatie? (Gebruik een begrip)

Handel in Europa

• Alles waar spullen worden verkocht noem je een markt.
• Als landen met elkaar handelen noemen we dat de 'internationale markt'. Internationale handel vindt vaak plaats op veilingen. 
• Alle landen binnen de EU hebben een 'vrijemarkteconomie', dit betekend dat ze zelf mogen weten hoeveel ze produceren en wat ze produceren.

vervolg

• Binnen de Europese Unie  kunnen we producten uit alle EU- landen kopen, de grenzen van alle EU landen zijn namelijk open voor producten uit andere EU landen.
• De handel binnen de EU noemen we de interne handel van de EU.
• De producten worden vaak geproduceerd in de landen waar de productiekosten het laagst zijn.

Waarom komen sinaasappels vaker uit Spanje dan uit Nederland?

Waarom hoort de handel met Engeland niet bij de 'interne handel' van de EU?

Wat bedoelen we met het begrip 'markt'?

invoer en uitvoer

• In NL wordt veel verhandeld, dus is er veel invoer en  uitvoer.

• de uitvoer van NL bestaat uit o.a.: Snijbloemen, kaas, machines,  groente, vlees, aardgas en eieren. Het is dus de export van een land (alles dat verhandeld wordt met andere landen). de gezamenlijke waarde hiervan is de uitvoerwaarde. NL heeft een groot afzetgebied voor deze goederen.

• NL heeft ook invoer, spullen die we uit een ander land inkopen (import), bijvoorbeeld: auto's, fruit, graan en kleding. De totale waarde hiervan noemen we de invoerwaarde.

• In NL is de uitvoerwaarde hoger dan de invoerwaarde.

Noem 3 uitvoergoederen die NL verhandelt.

Wat is er aan de hand als de uitvoerwaarde groter is dan de invoerwaarde?

1. NL koopt meer in dan het verkoopt
2. NL is meer geld kwijt dan dat het binnen krijgt met handel
3. NL krijgt meer geld binnen door de handel dan dat het kwijt is.
4. NL verkoopt evenveel producten als dat het inkoopt

Huiswerk

• kader: maken blz. 118 opdracht 6,7,8