Tekening links: Het tijdelijke, aardse, 'lichamelijke' leven. De priester waarschuwt met opgeheven vinger tegen de gevaren van het lichamelijke genieten.
Tekening midden: De kerk maakt de bevrijding uit de materiële wereld mogelijk; de kerk erft als het ware het verlossend werk van Christus en wordt tot een heilsinstituut. Mensen gaan de kerk in die op de geestelijke, hemelse werkelijkheid is gericht. Aardse spullen zijn rechts in een soort afvalbak terecht gekomen. De toren reikt tot in de hemel: zo vormt de kerk de mogelijkheid om uiteindelijk aan de lage aardse werkelijkheid te ontsnappen.
Tekening rechts: De scheiding tussen geest en lichaam vindt zijn voltooiing: de ziel is bevrijd uit het lichaam dat in de aarde (vergelijk de graven) zal verteren. De figuren van tekening l en 2 zijn engeltjes geworden, puur geest. Het wezen van de mens, zijn geest/ziel, is op weg naar God.