23.Stunde 2V 23/24

  Herzlich Willkommen

1. Setz dich auf deinen Platz  

2. Jacke aus und kein Kaugummi
                                                                                                                                
3. Pack dein Arbeitsbuch + Hausaufgabenheft

4. Nicht reden
timer
1:00
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  Herzlich Willkommen

1. Setz dich auf deinen Platz  

2. Jacke aus und kein Kaugummi
                                                                                                                                
3. Pack dein Arbeitsbuch + Hausaufgabenheft

4. Nicht reden
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Bonusaufgabe

1. Wir führen heute ( een).........Gespräch ( o.) auf Deutsch.
2. Der Junge gibt ( zijn)..............Freundin(v.) eine Rose.
3. Noah erzählt ( zijn)...........Freund, was er gestern gemacht hat.
4.Gabriel findet ( de)..................Unterricht (m.) sehr lehrsam.
5. Odilia zeigt ( haar).........Lehrer(m.) die Hausaufgaben.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Lernziel
Du kannst im Restaurant etwas bestellen

Slide 4 - Slide

Lernziel
Wann benutzt man im Deutschen " Du" , wann benutzt man " SIE"?

Slide 5 - Slide

Wir machen heute
  • Studiewijzer (voorlopig)
  • HA- Kontrolle
  • Aufgaben besprechen/ machen 
  • Datum 1e toets
  • HA

Slide 6 - Slide

Übersetze die Wörter schriftlich
1. ein bisschen 
2. schon 
3.schlimm
4.Sie  findet ihren Onkel sehr lustig.
5. het zakgeld
6. de lievelingskleur 
7. de winkel
8. beliebt
9. elke dag 
10. Guten Appetit

Slide 7 - Slide

Antworten
1. ein bisschen = een beetje
2. schon = al
3.schlimm=erg
4.Sie  findet ihren Onkel sehr lustig.= Ze vindt haar oom grappig.
5. het zakgeld= das Taschengeld
6. de lievelingskleur = die Lieblingsfarbe
7. de winkel= das Geschäft/ der Laden
8. beliebt= populair
9. elke dag = jeden Tag
10. Guten Appetit= eet smakelijk

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Dein Freund
A
Sie
B
du

Slide 10 - Quiz

Dein Lehrer
A
Sie
B
du

Slide 11 - Quiz

Deine Oma
A
Sie
B
du

Slide 12 - Quiz

Der Verkäufer
A
Sie
B
du

Slide 13 - Quiz

Aufgaben besprechen/machen
Machen/Besprechen:
  • S. 108/ Nr.1,5,
  • S.113/Nr. 9,10

Slide 14 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag

Lernen: 
WS: K3: L1- L3(D <->NL)
RM: K3: L3 
Grammatik: Naamvallen

Slide 15 - Slide

                     Wortschatz + Grammatik 

Heute wiederholen wir die Grammatik:
  • zinnen ontleden (zinsdelen benoemen);
  • Je weet wat er wordt bedoeld met de 1e , 3e en 4e naamval;
  • Je kent der-Gruppe en de ein-Gruppe in het Duits in de 1e, 3e en 4e naamval  en je kan ze toepassen

Slide 16 - Slide

Hoeveel naamvallen zijn er in het Duits?
A
8
B
6
C
4
D
2

Slide 17 - Quiz

Voorkennis: Nederlands
Ontleden
Het ONDERWERP vind je door:
A
de zin vragend te maken
B
de zin in de verleden tijd te zetten
C
wie/wat + gezegde?
D
wie/wat+gezegde+ lijdend voorwerp?

Slide 18 - Quiz


Het lijdend voorwerp vind je door:
A
de zin vragend maken
B
wie / wat + persoonsvorm?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie / voor wie?

Slide 19 - Quiz

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + persoonsvorm?
C
wie / wat + onderwerp + gezegde?
D
aan wie/voor wie?

Slide 20 - Quiz

Ich habe den Lehrer am Mittwoch in der Stadt gesehen.
den Lehrer is...
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp
C
het meewerkend voorwerp
D
het gezegde

Slide 21 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?
Mein Bruder hat ein neues Auto gekauft.

Slide 22 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin?
Ich habe meinem Freund zum Geburtstag ein Geschenk gegeben.

Slide 23 - Open question

1) Satzanalyse

Slide 24 - Slide

Welke lidwoorden ken je in het Duits?
Duitse lidwoorden

Slide 25 - Mind map

Lektion 1,  de der-Gruppe (Seite 104)

Slide 26 - Slide

Lektion 1, de ein-Gruppe + bezittelijk voornaamwoord, Seite 104

Slide 27 - Slide

Mein__ Opa (m) spielt am Dienstag ein__ Tennisspiel (o).
A
mein, ein
B
meine, einem
C
meinen, einem
D
meinem, eines

Slide 28 - Quiz

D.. Jungen (m) schreibt sein.. Freundin(v) ein... Liebesbrief (m).
A
der, seiner, einen
B
das, seinen, eine
C
die, seine, ein
D
den, seiner, einen

Slide 29 - Quiz

Ich werde heute in der Klasse ( een).........Präsentation (v.) halten.

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Link

Und wie schätzt du dich nach dieser Stunde ein?
ich kann etwas auf Deutsch bestellen und dabei die richtige Grammatik anwenden
Ich kann etwas auf Deutsch bestellen, aber die Grammatik finde ich noch schwierig
Ich finde es schwierig um etwas auf Deutsch zu bestellen, weil ich die Grammatik nicht verstehe

Slide 32 - Poll

Hausaufgaben für Donnerstag

Lernen: 
WS: K3: L1- L3 ( beide kanten)
Grammatik: Naamvallen

Slide 33 - Slide