This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Quiz arm en rijk & voedselvraagstuk
Slide 1 - Slide
Sociale ongelijkheid is
A
Groot verschil in arm en rijk tussen mensen
B
Verschillen in afkomst
C
Verschillende bevolkingsgroepen leven door elkaar
D
Verschillende bevolkingsgroepen leven gescheiden
Slide 2 - Quiz
De wereldhandel in voedsel is .......... verspreid dan de andere goederen- en investeringsstromen.
A
meer
B
minder
Slide 3 - Quiz
Geen eten hebben is een voorbeeld van..
A
Kwantitatieve honger
B
Kwalitatieve honger
Slide 4 - Quiz
Welke onderdeel hoort niet bij de transportheorie van Ullman?
A
Complementariteit
B
Transporteerbaarheid
C
Tussenliggende mogelijkheden
D
Betaalbaarheid
Slide 5 - Quiz
Hulp om de ergste gevolgen van een natuurramp of oorlog op te vangen heet:
A
gebonden hulp
B
noodhulp
C
structurele hulp
Slide 6 - Quiz
In Oost-Afrika is Ethiopië het meest kwetsbaar voor een klimaatverandering.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quiz
Het Hoogland van Ethiopië zal tot 2050 waarschijnlijk veel minder neerslag ontvangen.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quiz
Mogelijke klimaatverandering zal voor Ethiopië betekenen dat er meer erosie en overstromingen zullen zijn.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Het centrum-periferie model is meer dan alleen een beschrijving van arm en rijk in de wereld
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Van welk soort land is de getoonde bevolkingsdiagram?
A
Rijk land
B
Opkomend land
C
Arm land
Slide 11 - Quiz
Het dumpen van afval van rijke landen in arme landen is een voorbeeld van afwenteling in ruimte en tijd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Levensverwachting zegt iets over of een land arm of rijk is?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Tussen arme en rijke landen is soms sprake van oneerlijke concurrentie, bijvoorbeeld
A
arme landen moeten hun subsidies aan boeren stoppen waardoor de boeren niet meer concurreren met rijke landen
B
arme landen worden verplicht om landbouwproducten uit de rijke landen te importeren
C
arme landen moeten verplicht exporteren naar de rijke landen waardoor ze zelf niets over houden
Slide 14 - Quiz
Bekijk de figuur. Er zitten ook nadelen aan de eenkindpolitiek. Kijk naar de bevolkingsdiagram, met wat voor probleem krijgt China te maken?
A
vergroening
B
vergrijzing
Slide 15 - Quiz
Wanneer je kijkt naar de werkgelegenheid binnen een land
A
Sociaal-cultureel
B
Economisch
C
Politiek
D
Demografisch
Slide 16 - Quiz
De groene revolutie heeft de kloof tussen arme en rijke boeren vergroot
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Bekijk GB 256B, C en D. Welke kaart kan niet gebruikt worden om het ontwikkelingsniveau van een land te bepalen? (1p)
A
Alle kaarten kunnen gebruikt worden.
B
B. Geboorteoverschot
C
C. Geboortecijfer
D
D. Sterftecijfer
Slide 18 - Quiz
Bekijk GB 270A. Welk begrip past het beste bij deze kaart? (1p)
A
Multipolaire wereld
B
Global shift
C
Triade
D
Afstandsverval
Slide 19 - Quiz
Regionale ongelijkheid kom je vooral tegen in
A
rijke landen
B
industrialiserende en globaliserende landen
C
arme landen
D
landen zonder veel globalisering
Slide 20 - Quiz
Wat is urban sprawl?
A
Groei van etnische wijken in de stad
B
Enorme verspreiding van voorsteden over het omringende platteland
C
Groei van de centrale stad (stad weer in trek)
D
De afname van de leefbaarheid in de stad
Slide 21 - Quiz
Koreatown in New York is een voorbeeld van
A
Ruimtelijke segregatie
B
Een CBD
C
Verpaupering
D
Een getto
Slide 22 - Quiz
Wat is Segregatie?
A
Samenkomen
B
Scheiding
C
Bevolkingsgroepen
D
Kleurlingen
Slide 23 - Quiz
Wanneer mensen uit verschillende bevolkingsgroepen weinig contact met elkaar hebben, noemen we dit ...
A
Integratie
B
Maatschappelijke segregatie
C
Ruimtelijke segregatie
D
Multiculturele samenleving
Slide 24 - Quiz
Welke schaalniveau?
A
Lokaal
B
Regionaal
C
Continentaal
D
Mondiaal
Slide 25 - Quiz
Wat is fragmentarische modernisering?
A
Een samenleving die in stukken dreigt te vallen
B
Een samenleving die voor een deel modern wordt en voor een deel traditioneel blijft
C
Een samenleving met een duidelijk verschil tussen armen en rijken
D
Een samenleving met een duidelijk verschil tussen de agrarische en de dienstensector
Slide 26 - Quiz
Je kan de bevolkingsdichtheid ook uitrekenen. Wat is de rekensom?
A
oppervlakte van het land : aantal inwoners = bevolkingsdichtheid
B
aantal inwoners land : oppervlakte van het land = bevolkingsdichtheid
Slide 27 - Quiz
Ontwikkelingshulp is?
A
Hulp die bij een ramp wordt gegeven.
B
Samenwerking waarbij arme en rijke landen samen werken
C
Geld sturen naar arme landen
D
Hulp van de rijke landen aan de arme landen
Slide 28 - Quiz
Een nadeel van gentrification is dat de
A
armen de wijk moeten verlaten omdat de woningen te duur worden
B
rijken door de dure woningen niet veel geld over houden om te besteden
C
armen steeds meer in de criminaliteit vervallen
D
binnenstad steeds moeilijker bereikbaar wordt.
Slide 29 - Quiz
Wat betekent regionale ongelijkheid?
A
Verschillen in culturen binnen een land
B
Verschil in arm en rijk binnen een land
C
Verschil in klimaten binnen een land
D
Verschil in bevolking binnen een land
Slide 30 - Quiz
De absolute afstand is afstand gemeten in reistijd?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Welke uitspraken zijn juist?
A
Een supermarkt heeft een hoge drempelwaarde
B
De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts
C
In een rijke buurt is de drempelwaarde voor een juwelier lager dan in een arme buurt.
D
Een juwelier heeft altijd een hoge drempelwaarde, ongeacht de buurt.
Slide 32 - Quiz
Bij welk type land past deze bevolkingsdiagram?
A
Een arm land
B
Een ontwikkelend land
C
Een rijk land
Slide 33 - Quiz
De foto is genomen in Basilicata. Herders trekken met hun vee over de stoppels op de net geoogste akkers. Vroeger trokken de herders in de zomer de bergen in en in de winter waren ze beneden.
Aan welke omstandigheid hebben de boeren zich moeten aanpassen?
A
Droge zomers
B
Reliëfrijke gebieden
C
Dunne en stenige bodem
D
Lage begroeiingsdichtheid
Slide 34 - Quiz
hoe wordt de vorm van landbouw genoemd, waarbij de boeren met hun vee in de zomer de bergen in trokken.
A
nomadische landbouw
B
extensieve veeteelt
C
transhumance
D
mediterraan landbouwtype
Slide 35 - Quiz
Ik ben bereid een hogere prijs te betalen voor voedsel, als dit (deels) het voedselvraagstuk oplost