chapitre 5 bron H bijvoeglijk naamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het bijvoeglijk naamwoord

Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

 Vorm van het bijvoeglijk naamwoord

Lesdoelen:

- Ik weet wat een bijvoeglijk naamwoord is.

- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord aanpassen.

- Ik kan enkele onregelmatige vormen van het bijvoeglijk naamwoord goed toepassen.

Het bijvoeglijk naamwoord

Prends ton cahier et un stylo

Regarde le tableau, écoute la prof et écris dans ton cahier!

Wat weet je over de vorm van het Franse bijvoeglijk naamwoord?

welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je?

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	-	-e
meervoud	-s	-es

	mannelijk	vrouwelijk
enkelvoud	petit	petit e
meervoud	petit s	petit es

Het bijvoeglijk naamwoord

Il est.......(klein)

Ma soeur est .............. (klein)

Marc et Pierre sont ....... (klein)

Marc et Marie sont ....... (klein)

Marie et Julie sont ......... (klein)

Wat moet je doen als het woord al op een -e eindigt? zoals rouge.

Wat moet je doen als het woord op een -s of een -x eindigt?

Le jean est ......

la maison est ....

Le chien est....

Les garçons sont....

Julie et Anne sont....

bleu

grande

petit

grands

petites

3 bijzondere gevallen

mooi  =  beau          belle

                       beaux          belles

             nieuw =   nouveau     nouvelle

                                     nouveaux   nouvelles

oud = vieux     vieille

             vieux    vieilles

Ma grand-mère est........

1. vieux
2. vieille
3. vieux
4. vieilles

Madame Houtzager a les cheveux....... et les yeux .......

1. gris ..... vert
2. grise ....... verte
3. gris ....... verts
4. grises ....... vertes

Julie et Marie sont deux...........filles.

1. beau
2. belle
3. beaux
4. belles

Marc est .............

1. nouveau
2. nouvelle
3. nouveaux
4. nouvelles

J'ai une trousse....... et un sac à dos ........

1. rouge ..... bleu
2. rouge ........ bleue
3. rouges ..... bleus
4. rouges ........ bleues

Ik begrijp nu hoe je een Frans bijvoeglijk naamwoord aanpast .

1. Oui
2. Non
3. Un peu, mais pas tout

Et maintenant?

Réponse A: fais les exercices 30d,e, 31b,c,d, 32b,c de bron H

Réponse B et C: lis d’abord la grammaire, 

et fais les exercices 30, 31, 32 de bron H

page 36, 37, 38