Gedifferentieerde taalles - hoofdletters en punt

Gebruik van hoofdletter en punt
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Gebruik van hoofdletter en punt

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tekstje in beeld
Schrijf op je wisbordje
Wat zie je aan het begin van elke zin?


Meester Joost krijgt een tekening van Renske.
Hij wil hem boven het raam ophangen.
Hij gaat op een stoel staan. Hij rekt zich uit. 
Maar hij kan er net niet bij. 
Meester Joost zet een voet op de leuning. 
Dan begint de stoel te rijden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Schrijf op je wisbordje:
  • Welke namen zie je in de tekst?
  • Wat valt je op?
Meester Joost krijgt een tekening van Renske.
Hij wil hem boven het raam ophangen.
Hij gaat op een stoel staan. Hij rekt zich uit. 
Maar hij kan er net niet bij. 
Meester Joost zet een voet op de leuning. 
Dan begint de stoel te rijden.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bespreek met je schoudermaatje:
  • Wat valt je op aan deze namen?
Meester Joost krijgt een tekening van Renske.
Hij wil hem boven het raam ophangen.
Hij gaat op een stoel staan. Hij rekt zich uit. 
Maar hij kan er net niet bij. 
Meester Joost zet een voet op de leuning. 
Dan begint de stoel te rijden.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er aan het einde van iedere zin? 

3, 2, 1... roepen maar!
Meester Joost krijgt een tekening van Renske.
Hij wil hem boven het raam ophangen.
Hij gaat op een stoel staan. Hij rekt zich uit. 
Maar hij kan er net niet bij. 
Meester Joost zet een voet op de leuning. 
Dan begint de stoel te rijden.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Vandaag leer je
  • wanneer je een hoofdletter gebruikt
  • wanneer je een punt gebruikt

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
  • Aan het begin van een zin
  • Namen
  •  Namen van straten, steden, landen en werelddelen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er altijd aan het begin van een zin?
A
Een vraagteken
B
Een punt
C
Een hoofdletter
D
Een komma

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Waarom gebruik je een hoofdletter aan het begin van een zin?
A
Omdat het mooi is.
B
Het maakt de zin langer.
C
Het geeft het begin van een zin aan.
D
Een zin begint niet met een hoofdletter.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat schrijf je met een hoofdletter?
A
Namen van mensen
B
Namen van landen
C
Namen van dieren
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er aan het einde van een zin?
A
Een hoofdletter
B
Een punt
C
Een woord
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is goed geschreven?
A
de hond speelt in de tuin!
B
de hond speelt in de tuin.
C
De hond speelt in de tuin.
D
De hond speelt in de tuin,

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke zin staan de hoofdletters en punt goed?
A
wij gaan op vakantie naar spanje.
B
Wij gaan op vakantie naar spanje.
C
Wij gaan op vakantie naar Spanje,
D
Wij gaan op vakantie naar Spanje.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht 1


juf cindy woont in de kipstraat
Schrijf de volgende zin over. Maar met hoofdletters en een punt op de juiste plaats. 

Slide 18 - Slide

Leerlingen schrijven de zin op hun wisbordje
Opdracht 2

Markeer alle hoofdletters in de tekst hiernaast. 

Slide 19 - Slide

Leerlingen schrijven de zin over
Opdracht 3


mijn hond bas speelt graag in de tuin hij rent achter een bal aan het is leuk om samen met hem te spelen ik geef hem soms een lekker koekje als beloning dan komt hij naar me toe en kwispelt hij vrolijk 
Schrijf de volgende tekst over, maar nu met hoofdletters en punten op de juiste plaats. 

Slide 20 - Slide

Leerlingen schrijven de zin op hun wisbordje
Opdracht 4

  • Schrijf een verhaal over je vakantie. 
  • Vertel in welke plaats je bent geweest en met wie je was. Wat heb je gedaan?
  • Je verhaal is minimaal 5 zinnen lang. 
  • Gebruik hoofdletters en punten op de juiste plek.   

Slide 21 - Slide

This item has no instructions