This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Paragraaf 4.2: Boeren en Ridders
Boeren en ridders
Slide 1 - Slide
Hoofdvraag
Hoe zat het gebied van een leenman in elkaar?
Slide 2 - Slide
Waarom deze les?
Jullie hebben les gehad over het leenstelsel en Karel de Grote.
Dat leenstelsel ging dus om een leenheer die een gebied te leen gaf aan een leenman (het Frankische rijk was namelijk veel te groot om helemaal in je eentje te besturen).
Deze les gaat het over hoe een leenman zijn gebied bestuurde en hoe het werd beschermd.
Slide 3 - Slide
Planning
- Uitleg
- Zelfstandig werken
- Quiz
- Afsluiting
Slide 4 - Slide
Uitleg
- Als ik aan het woord ben, ben je stil.
Slide 5 - Slide
Het domein
In een leengebied lagen meerdere dorpen/steden.
Dorp met landbouwgrond eromheen = domein.
Landbouwgrond verdeeld in twee stukken = hofstelsel.
Op het ene deel lagen de akkers van de heer (leenman) die bewerkt werden door de horigen.
Slide 6 - Slide
Het domein
Op het andere deel leefden de horigen met hun eigen akkers.
Horigen betaalden huur aan de heer in de vorm van voedsel.
Herendiensten.
Van de meerdere domeinen in een gebied, woonde de heer (leenman) maar op één domein.
Horigen mochten niet weg.
Slide 7 - Slide
Het drieslagstelsel
In de vroege middeleeuwen gebruikten boeren hun akkers elk jaar opnieuw.
Daardoor werd grond onvruchtbaar.
Drieslagstelsel.
Drie akkers: zomergraan, wintergraan en braak (leeg).
De lege akker veranderde steeds.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Zelfstandig werken
- Opdracht 1 t/m 6
- Bladzijde 89 & 90 in je werkboek
Slide 10 - Slide
Quiz
Slide 11 - Slide
Hoe noem je een dorp met landbouwgrond eromheen?
A
Boerderij
B
Akker
C
Domein
D
Kasteel
Slide 12 - Quiz
Wat betekent het begrip 'hofslagstelsel'?
Slide 13 - Open question
Waar of niet waar? De horigen moesten huur betalen en klusjes voor de heer doen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Volgens het drieslagstelsel werd de landbouwgrond in drie akkers verdeeld: zomergraan, wintergraan en braak. Wat is braak?