TA7 thema 7 les 7-8. VT en VD

Werkwoorden in de verleden tijd 
en voltooide tijd
1 / 22
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden in de verleden tijd 
en voltooide tijd

Slide 1 - Slide

HET VOLTOOID DEELWOORD

- heeft altijd een ander werkwoord nodig

- begint vaak met ge- (soms met be- of ver-)

- eindigt op -en of op en -d of -t


Dat hebben de jongens mooi gemaakt.

Schiet op! De les is al begonnen.

Bijvoorbeeld

Slide 2 - Slide

Hulpwerkwoord
Een voltooid deelwoord staat altijd samen met een hulpwerkwoord in een zin:
- Ik ben naar de dierentuin geweest > ben
- Hij is in de val gelopen > is
Vaak een vorm van: hebben, zijn, worden, kunnen, mogen, zullen, willen en moeten

Slide 3 - Slide

maaien
Ik heb de tuin...............

ophalen
De kinderen worden van school.................


Slide 4 - Slide

Zijn jullie er klaar voor?!

Slide 5 - Slide

Wat is de stam/ik vorm
van het werkwoord vouwen?

Slide 6 - Mind map

Wat is de ik-vorm/stam van het
werkwoord "praten"?

Slide 7 - Mind map

Wat is de ik- vorm/stam van het
werkwoord "blozen"?

Slide 8 - Mind map

Wat is de stam/ik vorm
van het werkwoord spelen?

Slide 9 - Mind map

Wat is de stam/ik vorm
van het werkwoord fietsen?

Slide 10 - Mind map

Wat is de stam/ik vorm
van het werkwoord zweven?

Slide 11 - Mind map

landen (VT)
Het vliegtuig................op Schiphol.

Slide 12 - Open question

schudden (VT)
Jullie .......................te hard met de potjes.

Slide 13 - Open question

koken
Vader heeft heerlijk.................
A
kookt
B
gekokt
C
gekeken
D
gekookt

Slide 14 - Quiz

oefenen
Ik heb vandaag goed.................
A
oefent
B
oefende
C
geoefende
D
geoefend

Slide 15 - Quiz

snoepen
Juf Anne heeft teveel........................

Slide 16 - Open question

beantwoorden
De premier heeft de brief.................

Slide 17 - Open question

verfilmen
Het spannende boek wordt...........

Slide 18 - Open question

bellen
Ik heb even met oma................

Slide 19 - Open question

vieren
De man heeft zijn verjaardag..................

Slide 20 - Open question

vertellen
Heb jij hem dat ...................?

Slide 21 - Open question

GOED GEOEFEND!!!!

Slide 22 - Slide