Les 2 - Leven in een burcht

• Geschiedenis
• Buitengewoon lager onderwijs

Leven in een burcht

Kasteel? Burcht? Slot of fort?

Wat ga je leren vandaag?

- Je leert het verschil tussen een kasteel, een burcht, een slot en een fort

- Je leert verschillende kastelen van België kennen

- Je situeert de bouw van Belgische kastelen op de eeuwenband

- Je leert welke verschillende ruimtes er in een kasteel zijn

Gravensteen Gent

Kasteel van Ooidonk

Fort van Breendonk

Fort Napoleon

Verwerking

- Werkschrift p 3

- Per 2: werkschrift p 4 - 5

Waarom was het koud in het kasteel?

1. De verwarming deed het niet
2. De ramen waren te klein om het zonlicht naar binnen te laten
3. Het kasteel was heel groot

Wat gebeurde er met het kasteel als andere mensen het wilde hebben?

1. Verkocht
2. Geruild
3. Gevochten

In welke tijd leefden er mensen in de kastelen?

1. De middeleeuwen
2. De prehistorie
3. De oudheid

De ridders mochten ook....

1. Spelletjes spelen met de kinderen
2. Feesten
3. Straf geven, bijvoorbeeld als iemand iets had gestolen

Wie woonden en werkten er allemaal op het kasteel?

1. Niemand
2. dienstmeisjes, kasteelheer en kasteelvrouw
3. kasteelheer en kasteelvrouw
4. smid, koks, stalknechten, dienstmeisjes, kasteelheer en kasteelvrouw

Waarom werden kastelen gebouwd

1. Mensen hadden een groot huis nodig.
2. Om handel te drijven.
3. Om zich te verdedigen tegen vijanden
4. Om dieren in te bewaren die niet mochten weglopen.

Welke uitvinding zorgde ervoor dat kastelen niet zo veilig meer waren?

1. Buskruit
2. Pijl en boog
3. Zwaard

Waardoor konden rovers niet in een kasteel komen?

1. Door hoge muren
2. Door brandnetels
3. Door mensen met geweren
4. Door hoge muren en een brede gracht

Wie was de baas in de omgeving van een kasteel?

1. De kasteelvrouw
2. De kasteeldame
3. De kasteelheer
4. De kasteelmoeder

Van wie was het land, het vee en het kasteel?

1. Van de mensen zelf.
2. Van niemand.
3. Van de landheer.
4. Van Ollie B. Bommel.

Wat was een belangrijke ruimte in het kasteel?

1. De wc
2. De kelder
3. Ridderzaal
4. De keuken

Wat hoorde NIET bij een kasteel

1. Het was er vaak koud
2. Soms was het feest
3. Buiten wachten de horigen
4. Er waren veel meubels

kasteel

geen kasteel

Ik zou wel op een kasteel willen wonen

Ja

Nee