Les 4 Smaak

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

Les 1 - Smaak 

 Goedemorgen!

* 15 minuten lezen

* Terugblik

* Lesdoelen

* Les 4 - Smaak

* Huiswerk

* Evaluatie

Klaarleggen:

-etui

-agenda

-leesboek

-laptop

Terugblik

Toets komende woensdag, wat hebben we al geleerd?

Lesdoelen

* Je weet wat genres zijn.

* Je kunt uitleggen welk genre jou het leukst lijkt en waarom je dat vindt.

Genres

Als iemand jou vraagt van wat voor soort films en series jij houdt, kun je dat waarschijnlijk in een paar woorden uitleggen. Zo is het ook met boeken. Om uit te leggen wat jouw smaak is, kun je iets zeggen over:

het onderwerp: − datgene waarover het verhaal gaat, bijvoorbeeld: voetbal, pesten of vriendschap.

het genre (spreek uit: zjan-re), het soort verhaal

Sommige mensen noemen psychologische verhalen ook wel probleemboeken. Daarin worstelt de hoofdpersoon met een probleem. Hij is bijvoorbeeld ernstig ziek of zijn ouders gaan scheiden.

Of je een boek wel of niet leuk vindt, hangt vaak ook af van hoe het boek eruitziet en hoe het is geschreven. Daarnaast kun je zeggen of je meer van fictie of non-fictie houdt en of je realistische en fantasieverhalen wel of niet leuk vindt.

Realistische fictie

Niet-realistische fictie

Non-fictie

Lees de omschrijving van het boek 24 uur.
Bij welk genre zou jij dit boek indelen?

Lees het fragment uit Fluistervlammen - 1.
Is dit realistische of niet-realistische fictie?

Lees het fragment uit Dracula.
Bij welk genre hoort deze tekst?

Lees de omschrijving van de serie One Day.
Welk genre past bij deze serie?

Bedenk een zin die binnen het genre sciencefiction past.

Bedenk een zin binnen het genre fantasy past.

De jongen heeft een nieuw telefoonhoesje_____________

1. bestelt
2. besteld
3. bestelde
4. bestelden

Ik ________________ (vt) mijn elleboog.

1. stoot
2. stote
3. stoote
4. stootte

De tovenaar heeft_____________

1. getovert
2. toverden
3. betovert
4. getoverd

Op Netflix ___________ (tt) regelmatig nieuwe series.

1. start
2. startte
3. starten
4. startten

Hoe laat_____________ Bert de pizza's?

1. bestel
2. bestelden
3. bestelt
4. bestellen

Vroeger __________ ik op een boerderij.

1. gewoond
2. woon
3. woonde
4. woonden

Aan de slag!