Grammatica woordsoorten oefenles 1(h)v

Grammatica woordsoorten
Oefenles
1 / 29
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten
Oefenles

Slide 1 - Slide

Planning

- Lezen (10 minuten)

- Herhaling alle woordsoorten

- Oefenen!

Slide 2 - Slide

Lezen
10 minuten

Slide 3 - Slide

Hoe vaak kun je een woord benoemen?
A
Eén keer
B
Twee keer
C
Drie keer
D
Oneindig

Slide 4 - Quiz

De woordsoorten

Deze woordsoorten moet je kennen en kunnen benoemen in een zin:

Bepaald lidwoord (blw), onbepaald lidwoord (olw), zelfstandig naamwoord (zn), zelfstandig naamwoord eigennaam (zne), bijvoeglijk naamwoord (bn), stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (sbn), persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.), bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.), hulpwerkwoord (hww), zelfstandig werkwoord (zww) & koppelwerkwoord (kww)


Slide 5 - Slide

Lidwoorden

Bepaalde lidwoorden: de/het

Onbepaald lidwoord: een


De is altijd een lidwoord

Het is alleen een lidwoord als het bij een zelfstandig naamwoord hoort

Een is alleen een lidwoord als je het uitspreekt als 'un'

Slide 6 - Slide

Het bleef de hele dag regenen.

'Het' is hier wel/geen bepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 7 - Quiz

Ik heb een nieuwe auto gekocht

'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 8 - Quiz

Heb jij een van de medewerkers gezien?

'Een' is hier wel/geen onbepaald lidwoord
A
Wel
B
Geen

Slide 9 - Quiz

Zelfstandig naamwoord

Mensen, dieren, dingen, planten, gevoelens, etc.


1. Je kunt er de, het of een voor zetten

2. Het heeft vaak een verkleinwoord

3. Het heeft vaak een meervoud

Slide 10 - Slide

Zelfstandig naamwoord eigennaam

Namen van mensen/bedrijven/plaatsen/etc.


Te herkennen aan een hoofdletter


Jan, Lyceum Elst, Arnhem, Nike

Slide 11 - Slide

Let op!

Niet alle woorden met een hoofdletter zijn een zelfstandig naamwoord eigennaam


1. Soms krijgt een woord een hoofdletter, omdat het aan het begin van de zin staat

2. Soms krijgt een bijvoeglijk naamwoord een hoofdletter, omdat het is afgeleid van een plaats: de Amerikaanse auto.

Slide 12 - Slide

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Ik heb de afwas gedaan en het vuilnis buiten gezet.

Slide 13 - Open question

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?

Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool.

Slide 14 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord


Het mooie eendje zwemt in de gracht.

De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)


Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook weglaten:


Het eendje zwemt in de gracht.

Slide 16 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en


De gouden ring

Maar: de plastic tas (zonder -en)

Slide 17 - Slide

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De houten bank is oud.

Slide 18 - Open question

Welke (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden zie je in de volgende zin?

De geleerde professor is naar de lange bijeenkomst geweest.

Slide 19 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord

Wijst een persoon aan

Ik, je, jij, hij, zij, hem, haar, etc. (zie schema in je boek)


Slide 20 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Geeft aan dat iets in het bezit van iemand is

Staat voor een zelfstandig naamwoord


Dat is mijn idee

Slide 21 - Slide

Welke vijf woorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?

Slide 22 - Open question

Kijk maar

Ik geef jullie jullie boeken terug


Welke 'jullie' is persoonlijk en welke bezittelijk?

Slide 23 - Slide

Trucje

Als je twijfelt tussen persoonlijk en bezittelijk, vul je een mannelijk persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord in ter controle:


Ik geef jullie koffie - Ik geef hem koffie = persoonlijk

Wat is jullie leukste idee? - Wat is zijn leukste idee? = bezittelijk

Slide 24 - Slide

Is het woord 'jullie' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?

Ik heb jullie aangemeld bij de sportschool.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 25 - Quiz

Is het woord 'hun' in onderstaande zin een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?


Ik geef hun een cadeautje.
A
Persoonlijk
B
Bezittelijk

Slide 26 - Quiz

Werkwoorden

Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord

Koppelwerkwoord

Slide 27 - Slide

Het stappenplan

Stap 1. Kijk hoeveel werkwoorden er in de zin staan

  • 1 werkwoord? > ZWW of KWW
  • 2+ werkwoorden? > één ZWW of KWW, de rest HWW

Stap 2. Zoek het belangrijkste werkwoord (welk werkwoord kun je niet weglaten?)

Stap 3. Staat het belangrijkste ww in het rijtje van de koppelwerkwoorden? Nee > ZWW

Slide 28 - Slide

Stappenplan

Wel in het rijtje: ZWW of KWW

Stap 4. Gaat het om een handeling of een eigenschap/toestand, DOE je iets of BEN je iets?

Handeling > belangrijkste ww is een ZWW

Eigenschap/toestand > belangrijkste ww is een KWW

Stap 5. Alle overige werkwoorden zijn HWW

Slide 29 - Slide